Geplaatst in Zeswoordverhalen

Traditie

Het thema van Melody’s 6 Woorden met 1 Beeld schrijfuitdaging van deze week is TRADITIE: bedenk een verhaal in slechts zes woorden – aangevuld met een foto – met een kwinkslag of een serieuze boodschap, passend bij dit thema.

Mijn bijdrage:


Doe je ook mee met de 6 Woorden met 1 Beeld uitdaging van Melodyk? Of wil je de andere verhalen lezen? Klik dan gauw op de button hieronder!

Geplaatst in Zeswoordverhalen

Voortgang

Het thema van Melody’s 6 Woorden met 1 Beeld schrijfuitdaging van deze week is VOORTGANG: bedenk een verhaal in slechts zes woorden – aangevuld met een foto – met een kwinkslag of een serieuze boodschap, passend bij dit thema.

Klik voor een groter beeld


Doe je ook mee met de 6 Woorden met 1 Beeld uitdaging van Melodyk? Of wil je de andere verhalen lezen? Klik dan gauw op de button hieronder!

Geplaatst in Dieren

Mobiel kacheltje met snor

Jammer dat er geen plek meer is op die ton, anders krulde ik me om Smokey heen.

Geplaatst in Natuur

In nevelen gehuld

Geplaatst in Zeswoordverhalen

Indrukwekkend

Het thema van Melody’s 6 Woorden met 1 Beeld schrijfuitdaging van deze week is INDRUKWEKKEND: bedenk een verhaal in slechts zes woorden – aangevuld met een foto – met een kwinkslag of een serieuze boodschap, passend bij dit thema.

Mijn bijdrage:

Fragiele stelen bouwen samen monumentale skyline.


Doe je ook mee met de 6 Woorden met 1 Beeld uitdaging van Melodyk? Of wil je de andere verhalen lezen? Klik dan gauw op de button hieronder!

Geplaatst in Zeswoordverhalen

Onbekend

Het thema van Melody’s 6 Woorden met 1 Beeld schrijfuitdaging van deze week is ONBEKEND: bedenk een verhaal in slechts zes woorden – aangevuld met een foto – met een kwinkslag of een serieuze boodschap, passend bij dit thema.

Mijn bijdrage:


Doe je ook mee met de 6 Woorden met 1 Beeld uitdaging van Melodyk? Of wil je de andere verhalen lezen? Klik dan gauw op de button hieronder!

Geplaatst in schrijven

Zand erover

‘Hoe oud is jouw kind?’ De ogen van Ans lieten haar dochter geen seconde los. Het meisje zat rustig op de betonnen rand – fleurige linten in haar vlechten – en boog steeds voorover om nieuw zand in haar emmertje te scheppen. Naast haar een rij zandcakejes, keurig in het gelid. Wat verder, in het midden van de zandbak, lag een knul languit, zijn benen half bedolven onder de lading van zijn speelgoedtruck. Zijn kuif bevatte meer zand dan haren.

De vrouw naast haar keek verstoord op van haar mobiele telefoon, de ogen nog half op het scherm gericht. ‘Lars? Die is drie. Wat een beest hè.’ Ze wierp nonchalant een blik op het meisje. ‘Die van jou is heel anders. Zo…’ Ze aarzelde even. ‘Zo netjes. Haar kleren zijn niet eens vies. Nou, dat zal Lars niet overkomen. Die hoeft zijn kleding echt niet schoon te houden.’ Haar woorden bleven als een verwijt rond het bankje cirkelen. ‘Een beetje zand is juist goed voor de weerstand. En thuis gaat alles, hop, de wasmachine in. Kinderen moeten lekker kunnen spelen!’ De vrouw bestudeerde nog even het zonovergoten tafereel en begon toen weer op haar mobieltje te tikken.

Ans bleef nog even zitten, haar ogen gesloten. De glinstering in haar ooghoeken was het enige teken dat ze geraakt was. Ze stond op, pakte de kleine rolstoel vanachter de bank vandaan en reed hem dicht naar de rand van de zandbak. ‘Roos, lieverd, wat heb je prachtige taartjes gebakken. Die zullen de andere kindjes vast heel mooi vinden. Maar we moeten nu gaan.’ Met een gebaar waaruit ervaring sprak, tilde ze het meisje van de rand en liet haar voorzichtig in de stoel zakken. De emmer werd als een kostbare schat op haar schoot geplaatst. Ans draaide zich nog even naar de vrouw op het bankje. ‘Dag, nog een fijne dag. En succes met de was!’


Vorige week nam ik voor het eerst deel aan een schrijfatelier. Een van de onderdelen was het maken van een schrijfopdracht:

Je bent ongezien toeschouwer bij een ontmoeting van twee personen (als een vlieg op de muur). Je mag zelf kiezen welke twee personen. Het zou mooi zijn als het lukt om meer waar te nemen dan de dialoog en de bewegingen. Tussen de regels te kijken als het ware.

En het moest binnen een halfuurtje klaar zijn. Wat een uitdaging. Pen in de hand, onrustig gaan verzitten, peinzen en doorstrepen. Maar vooral genieten! ❤

Geplaatst in Zeswoordverhalen

Iets leidde die dag mijn handen

Het thema van Melody’s 6 Woorden met 1 Beeld schrijfuitdaging van deze week is (HET) LOT: bedenk een verhaal in slechts zes woorden – aangevuld met een foto – met een kwinkslag of een serieuze boodschap, passend bij dit thema.

Mijn bijdrage:

en geeft mijn leven sindsdien richting.

Het lot voerde me die dag op 18-jarige leeftijd naar een tweedehands boekwinkel in Breda, op zoek naar nieuw leesvoer. Mijn oog viel op drie versleten pockets met een witte kaft en tekeningen van vreemde figuren. Hmmm. Ze waren niet duur, dus ik kocht ze. En las ze in één ruk in een week uit – naast overdag stagelopen en verhuizen van de ene studentenkamer naar de andere. Daarna kocht ik De Hobbit, las die uit en begon weer opnieuw met de trilogie. Ik was volkomen in de ban van de Ring die zijn onweerstaanbare krachten op mij had losgelaten.

De boeken op de foto zijn de tweede set die ik kocht, omdat de eerste van ellende uit elkaar zijn gevallen. Verder heb ik nog de Engelse versies. En vorig jaar mocht ik eindelijk van mezelf de luxe Engelse edities (met tekeningen) aanschaffen. Jazeker, ik ben een echte Tolkien-nerd. 😉

Ik was niet alleen in de ban van het verhaal, maar ook van het fantasy genre; een diepe liefde dit nooit is overgegaan.

Maar het vrijgevige lot bracht nog veel meer. In aanloop naar de prachtige verfilmingen van Peter Jackson schreven we met een internationaal gezelschap magische en spannende verhalen op het TORC-forum. Bezochten we samen de premières van The Lord of the Rings-films vanuit Nederland, België en Duitsland. Had ik zelfs een MOOT in San Francisco. Ah, de herinneringen… ❤

Zonder het lot was ik nooit ingewijd in online roleplaying games én Dungeons & Dragons. Was ik nooit midden in de nacht opgestaan om denkbeeldige vloten te versturen. Zonder Tolkien geen levenslange innige vriendschappen die al 25 jaar standhouden. Zonder ingrijpen van het lot was ik nooit gaan bloggen, ook in het Nederlands, en had ik nooit nog meer lieve en dierbare vrienden ontmoet, zoals Melody.

Het lot trok zich destijds mijn lot aan. En daar ben ik immens dankbaar voor.


Doe je ook mee met de 6 Woorden met 1 Beeld uitdaging van Melodyk? Of wil je de andere verhalen lezen? Klik dan gauw op de button hieronder!

Geplaatst in Dieren

Beestachtig gezellig

Afgelopen maandag nam een befaamde diergaarde in Rotterdam ons – dat wil zeggen Melody, Karel, Margriet, Giovanna en mij – in een warme omhelzing. Gelukkig lag de temperatuur in Blijdorp ettelijke graden lager dan in mijn eigen dorp. 😅

Tussen het voeren van vele gezellige gesprekjes, het insmeren, mensen en dieren kijken, het fotograferen, water tappen, lunchen en ijsjes eten door werd er ook nog gewerkt: Giovanna en ik hielden al lopende een brainstormsessie over nieuwe initiatieven voor Giovanna’s OverSchrijvenGesproken. Spannend!

De hart-en-andere-delen-verwarmende dag is al levendig verwoord en verbeeld in:

Graag deel ik ook nog wat foto’s met jullie van:

Wassende wasberen

en ijsberende ijsberen.

Er waren vogels van diverse pluimage: de een had een priemende blik,

de ander scharrelde relaxed haar kostje bij elkaar.

Ze waren mooi

en iets minder mooi.

Statig,

nieuwsgierig,

of juist verlegen.

Andere vogels waren ronduit onbeschoft. Niet alleen draaiden ze ons de rug toe

maar ze staken ook nog hun middelvinger omhoog!

Er waren grootvoetjes:

en waterballerina’s.

Struisvogel-imitators,

kortnekken

en langnekken.

Opmerkzame wachters

en slaapkoppen.

Gevoelige typetjes

en dikhuiden.

Tot slot nog wat bloemenpracht.


Bedankt, mooi blij dierendorp: we hebben genoten.
En bedankt voor weer een fijne blogmeeting, lieve allemaal. Tot 13 oktober! ❤


Deze en andere foto’s vind je in het album 250811 Diergaarde Blijdorp.

Geplaatst in schrijven

Lekker in je vel

De stof glijdt onder mijn vingertoppen door, glad en aangenaam koel. Slaperig tracht ik los te breken uit de droomslierten die in onnavolgbare patronen om me heen wervelen, me verlokken om terug te keren naar hun omhelzing. Ze hypnotiseren me met herinneringen die ik net niet kan vastpakken. De kluwen is te complex om te ontwarren; als ik de een ontrafel ontstaan er nieuwe verbindingen, tot een tapijt van donkere, overlappende fragmenten zich voor mij uitstrekt. Ik geef het op. Het duister is te aanlokkelijk, de gefluisterde belofte van vergetelheid te zoet. Ik laat me wegglijden, de diepte in, waar Luuk op me wacht.

Mijn verlangen naar hem is zo groot dat ik haast buiten mezelf treed. Mijn hartstocht snelt vooruit en overbrugt moeiteloos de afstand tussen ons. Nooit eerder kende ik deze passie, deze diepe behoefte om hem aan te raken, te voelen. Alsof we twee helften zijn van een schepsel dat onbedoeld gescheiden werd en nu verlangt naar hereniging.

Een minuscule zucht ontsnapt aan mijn lippen. Zijn sterke vingers die toch zo teder kunnen zijn. Eelt dat zacht over mijn benen schraapt om de korreltjes zand die de wind op mijn natte huid heeft achtergelaten, weg te vegen. Zijn gezicht vlak boven het mijne terwijl ik gebiologeerd in zijn ogen staar, huiverend van genot van wat er komen gaat. Zijn knie die mijn benen tergend langzaam uiteen drukt. Een golf van verlangen overspoelt me en ik voel hoe de fijne haartjes op mijn armen zich oprichten. ‘Ik wil dichter bij je zijn, veel dichter,’ kreun ik. Gretige handen, bruin op lichtbruin. We rukken aan elkaars kleren, ongeduldig. Ik wil hem voelen, huid op huid. Zelfs het zoute zweet is een te grote barrière.

Een rauwe pijn maakt een einde aan de droom en leidt me terug naar een plek en een moment waar ik niet wil zijn. Iemand heeft mijn linkerpols vast en maakt sussende geluidjes. Hoewel de aanraking licht is, zet die mijn arm in lichterlaaie. Het branderige gevoel breidt zich uit naar mijn been. In paniek probeer ik me los te trekken, maar de hand geeft niet toe. En wat is er met mijn ogen? Waarom kan ik ze niet openen? Bang reik ik met mijn andere hand naar mijn gezicht. ‘Anne, probeer rustig te blijven.’ Een stem in de verte. Ik besteed er geen aandacht aan en pluk aan iets wat mijn ogen bedekt. Mijn hoofd vult zich met zware trommelslagen en met iedere dreun neemt de druk toe. Sidderend haal ik adem en gil, maar het enige wat uit mijn keel komt is een schor gekras. Een verlossende stroom van bedwelming sijpelt vanuit mijn elleboog de rest van mijn lijf in en neemt me mee naar een plek waar pijn slechts een theorie op afstand is.

De volgende keer dat ik ontwaak uit het vreemd omfloerste bewustzijn is het stil om me heen, afgezien van een ritmisch gepiep dat bekend en onbekend tegelijk klinkt. Als een hartslag. Ik lig op mijn rug en voel weer de gladde stof onder mijn hand, meer katoen dan satijn. De spieren van mijn oogleden hebben tijdens mijn slaap een eigen wil ontwikkeld, een wil die haaks staat op de mijne. Zijn ze vergeten hoe mooi de wereld is? Ik wiebel met mijn wenkbrauwen en voel hoe mijn wangen meebewegen. Deze keer lukt het wel om mijn ogen te openen en ik knipper tegen de lichtjes van het apparaat. Is dat mijn hartslag?

Met een schok dringen de herinneringen tot me door als een nietsontziende tsunami. Ze zijn genadeloos en vegen met één klap de verdoving weg. Het gepiep neemt in snelheid toe.

‘Het kan best, het is maar een klein stukje.’ Plagerig legt hij zijn hand op mijn knie en schuift hem tergend langzaam naar boven, als wil hij iedere centimeter voelen, bezitten. ‘Dat pak is nu veel te warm, geloof me. Ik heb het al zo vaak gedaan. Trust me, baby.’ Hoewel het al avond is, hangt de hitte nog in de straten en onder de daken, als halen de muren van dit Franse dorp hun neus op voor moderne zonnebatterijen. ‘En je wil toch niet dat je nieuwe jurk kreukt? Je bent prachtig!’ Nadat hij op zijn horloge heeft gekeken mompelt hij, ‘En daar minstens een uur mee bezig geweest.’

Lachend geef ik me gewonnen. Het restaurant ligt aan de rand van het volgende stadje en we hoeven maar een klein stukje over de snelweg. ‘Zal ik wel mijn helm nog even halen?’ Zwijgend reikt hij mij de zijne aan. In zijn ogen brandt een vuur dat de duisternis terugdringt en een cocon van licht en warmte schept, alleen voor ons.

Ik rol met mijn hoofd over het kussen heen en weer en knijp mijn ogen stijf dicht. Nee, nee! Maar de beelden zijn voor altijd in mijn geheugen geëtst en laten me haarscherp datgene zien wat ik al die tijd heb weten te verdringen.

Steentjes en stof bijten in mijn vlees en lijken vastbesloten zich een weg te banen tot in mijn botten. Het voelt alsof iemand met een niet al te scherpe kaasschaaf diep over mijn arm en been heeft geschraapt en de zenuwen heeft blootgelegd. Het vel hangt er in repen aan. Met moeite hef ik mijn hoofd en zie verderop een verwrongen hoop metaal liggen. Een wiel draait nog lui een rondje en houdt het dan voor gezien. Mijn gezichtsveld vernauwt zich, een tunnel die zich uitstrekt tot mijn ogen zich focussen op een bewegingloze gestalte. Luuk!

Tranen vertroebelen mijn blik als ik wankelend overeind kom. De eerste pas laat de wereld draaien als een schip dat is overgeleverd aan de deinende golfslag. Mijn hand zoekt steun bij de rotswand en ik weet me nog net op te vangen. Misselijkheid slaat in golven door me heen en ik buig me hulpeloos voorover. Mijn vingers trillen als ik de gesp onder mijn kin probeer los te maken. In mijn paniek neemt de druk op en in mijn hoofd toe, en ik ruk en trek, voel dan door het vizier aan mijn gezicht. Ongelovig staar ik naar mijn kleverige vingers. Rood. Het rood dat nazindert als de lucht de zon de zee in duwt. Het rood als we proosten en de glazen zachtjes aantikken, onze ogen nog dorstiger dan onze kelen. Het rode sap dat ik van zijn vingers lik als hij me plagerig nog een aardbei voorhoudt. Ik slik. In plaats van zoetheid proef ik bittere gal, het laatste restant van een uitgewrongen maag die niets meer te geven heeft.

Het asfalt drukt zich gretig nog verder in mijn ontvelde knieën als ik zachtjes zijn wang streel. Zijn gezicht is grauw onder het gebruinde oppervlak. Een illusie, als een dun laagje gezondheid over de grauwheid van de dood. Ik voel mijn hart breken, de pijn duizendmaal erger dan het branden van mijn wonden. Ik zit naast hem en houd zijn hand in de mijne. De wereld wordt langzaam kleiner tot zijn gebroken blik het enige is wat resteert.

De verpleegkundige overhandigt me de dagelijkse medicijncocktail en wikkelt voorzichtig het verband los. Ze kijkt op met een glimlach die opmonterend moet zijn maar geforceerd aanvoelt. ‘Het heelt al aardig, Anne. Wil je niet even kijken? Je zult het toch een keer onder ogen moeten zien.’ In haar stem klinkt begrip maar ook een lichte zweem van ongeduld. Ik gooi de pillen in mijn mond en werk ze weg met een slok water. Dan verzamel ik al mijn moed en kijk voor het eerst in weken naar de naakte wonden. Naar de net iets donkerdere huid die mijn linkerzij omhult, zich uitstrekt over mijn arm, heup en been als de onregelmatige vlekken van een koe. Luuk, lieve Luuk. Ik denk terug aan de keren dat we niet dicht genoeg bij elkaar konden komen. Aan ons verlangen om samen te smelten. Die wens is nu uitgekomen. Ik kijk naar zijn huid, die nu de mijne is. Hij is voor altijd deel van mij.

===

Met dit verhaal nam ik deel aan de schrijfwedstrijd ‘Vakantieverhaal’ van Sebes & Bisseling, Literary Agency, thema ‘Huid’, maximaal 1.500 woorden. Helaas behoor ik niet tot de finalisten, maar ik deel het graag met jou!