Geplaatst in Avans, Doldriest briest

Ze moeten mijn collega’s hebben! – deel II

Inmiddels zijn we een week verder. Ik was al goede maatjes met mijn nieuwe oplaadkabel en stond op het punt deze hele affaire achter me te laten toen ik gisteravond een mailtje kreeg van een lieve ex-collega, die nog bij Avans surveilleert. Ze had mijn column gelezen en wilde me toch op de hoogte brengen van nieuwe ontwikkelingen – nieuwe negatieve ontwikkelingen wel te verstaan. Dit keer ging het niet slechts om een kabel, nee: afgelopen maandag is een complete e-bike gestolen uit de Avans fietsenstalling! Plus een fietstas.

Hierdoor opnieuw geschrokken stond ik vanmorgen werkelijk in dubio: haalde ik mijn fiets van stal of nam ik de auto? Ik besloot me niet te laten intimideren en stapte op mijn stalen ros. Wel pikte ik op weg naar mijn werk eerst tijdelijk nog een extra slot op bij mijn partner. Ik legde mijn bike met twee kettingen vast en liep naar binnen. Bij de receptie vroeg ik de mannen een oogje in het zeil te houden en beklom de trap naar de tweede verdieping.

Op de gang kwam ik Peter tegen, de beste conciërge van de hele wereld, en hij vroeg meteen naar de kabel. Ik vertelde hem dat ik helaas niets vergoed kreeg, en informeerde naar de gestolen fiets. Hij bleek van een surveillant te zijn. Peter vertelde dat het een prachtexemplaar was geweest ter waarde van maar liefst €4000,-. Een fiets die met een sterke ketting vastlag aan een nog sterkere ijzeren paal. Geen beweging in te krijgen, zou je denken. Helaas bleek zelfs deze veiligheidsmaatregel niet afdoende.

Op camerabeelden – zou Avans dan toch geluisterd hebben? – is te zien dat iemand rond 18:30 uur langzaam langs de stalling kuierde, quasi nonchalant naar links keek, de stalling in, om vervolgens rustig verder te lopen. Vier minuten later zwaaide de toegangspoort open en kwam diezelfde vent naar buiten…

Er staat een hoog hek om de hele stalling heen, met slechts 20 centimeter speelruimte tussen de tralies en het dak, met akelige pinnen op de rand.

HOE DAN?!

De dader is blijkbaar toch binnengekomen, heeft het kettingslot met een slijptol doormidden gezaagd en is even later doodgemoedereerd met de fiets aan de hand naar buiten gelopen. De restanten van de ketting lagen als een zielig en volstrekt nutteloos hoopje staal aan de voet van de ijzeren paal. Extra sneu is dat de fiets niet verzekerd was, en dat de e-bike het vervoersmiddel was voor deze collega en zijn vrouw voor hun aanstaande fietsvakantie!

Nadat ik al deze details had gehoord, bracht ik mijn tassen naar mijn bureau, liep terug naar mijn bike en ontkoppelde de batterij. Die accu heeft de rest van de dag boven naast mij gelogeerd, maar nog steeds zat ik niet rustig te werken. Ik belde dus weer de fietsenwinkel en vroeg hen om advies. Blijkbaar bestaan fietskettingen met een speciale hoes er omheen, waarop een slijptol vastslaat. Dat idee beviel me wel. Eigenlijk overbodig om te vertellen dat inmiddels niet één maar twee kettingen mijn fiets sieren, al kostte het me weer bijna €60,-.

Dus nogmaals de oproep aan mijn Avans-collega’s: laat geen vreemden binnen in de stalling, laat NIETS achter op je fiets of in je tassen en zet je fiets goed op slot – waar mogelijk ergens aan vast.

Misschien moeten we een aantal bureaus in de fietsenstalling zetten. Werkplekken in de buitenlucht. Lekker fris in gefilterd zonlicht. Heerlijk toch? En het lost in één keer twee problemen op. Ik ben voor!

Geplaatst in Avans, Doldriest briest

Van je collega’s moet je het hebben – deel I

Het is al warm als ik die donderdag naar Avans peddel, op weg naar het gezamenlijke koffiemoment in het Grand Café ten afscheid van een fantastische en lieve collega. Helaas (voor ons) zet zij haar loopbaan elders voort, en ik mis haar nu al. Ik kom samen met een docente aan bij de fietsenstalling. Vrolijk keuvelend zetten we onze fietsen op slot en nemen de dag door. Mijn elektrische fiets gaat aan de oplader, zodat ik later ook nog naar huis kan. De dag verloopt benauwd – het is ruim boven de 30°C – en een spoedklus zorgt ervoor dat het alweer na 20 uur is als ik moe en verhit de zware deur van het fietshok weer open met mijn pasje.

Ik loop de hoek om en staar naar mijn e-bike, die geduldig op me staat te wachten in een bijna lege stalling. Maar iets klopt niet aan het beeld dat me begroet. Er ontbreekt iets. Ik knipper met mijn ogen en buig me zoekend over de bagagedrager. Niets blijft echter niets: mijn oplader is verdwenen. Verward denk ik terug aan de ochtend en herinner me dan met stelligheid: mijn fiets lag aan het infuus. Nog steeds geloof ik mijn ogen niet, maar ik besef dat het echt waar is: iemand heeft mijn oplaadkabel gejat. Gestolen. Meegenomen. Vanuit een met een paslezer beveiligde fietsenstalling. Een hitte die niets te maken heeft met de buitentemperatuur vloeit als een opkomende vloed door mijn buik naar boven en zet mij in vuur en vlam.

Pislink been ik terug naar de receptie. De conciërges deinzen haast achteruit door mijn felle blik en vragen haastig wat er aan de hand is. Ik had hen immers nog geen vijf minuten geleden vrolijk een fijn weekend gewenst.
‘Mannen, er loopt een dief rond in de beveiligde stalling!’
Ze staren me eerst vol ongeloof aan, maar als mijn woorden bezinken, reageren ook zij vol verontwaardiging. ‘Is er een camera geïnstalleerd?’, vraagt een van hen hoopvol. Er blijkt er alleen eentje bij de fietsrekken van de studenten te hangen.

Een conciërges biedt aan met me terug te lopen; hij wil de situatie met eigen ogen zien. Tja, er valt weinig te zien. Er hangt niemand rond in het verlaten hok, een bordje rond zijn/haar nek met de woorden ‘Ik heb het gedaan’. Nergens ligt een verlaten kabel. Het enige dat er staat is mijn eenzame fiets.

Voorzichtig oppert de man dat iemand hem ‘misschien per ongeluk’ heeft meegenomen? ‘Nou, dat lijkt me hoogst onwaarschijnlijk,’ reageer ik. ‘Per ongeluk de kabel uit mijn accu én uit het stopcontact trekken? Dubbel loskoppelen?’ Nee, dit is met opzet gedaan. Door iemand met een medewerkers-pas. Of door iemand die slinks mee naar binnen is gelopen. Maar het kan dus ook een collega zijn. En dat steekt me nog het meeste. Wie doet zoiets?! Teleurgesteld en boos fiets ik naar huis. Gelukkig met een volle accu.

De volgende dag zijn er geen nieuwe ontwikkelingen. Een telefoontje naar de receptie laat alleen ongeloof en verontwaardiging horen aan de andere kant van de lijn, mijn eigen emoties weerspiegelend. Ik besluit een nieuwe kabel te kopen en ’s middags kar ik van de fietswinkel terug naar huis, een nieuwe Qwik oplader rijker, en op 5 cent na 100 euro armer.

Inmiddels heb ik het gebeurde officieel gemeld bij Avans, en hen gevraagd camera’s op te hangen in het beveiligde fietsenhok. Ook heb ik aangifte van diefstal gedaan bij de politie. Helaas krijg ik noch van Avans, noch van mijn eigen fiets- en WA-verzekering iets terug. Noppes. Nada. Er kan Avans geen nalatigheid worden verweten, en er zijn geen sporen van braak – dit laatste is vereist bij vergoeding door de verzekering.

Voortaan laat ik niets meer achter in het fietsenhok. Geen oplaadkabel, geen jas, niets. Ik zorg er wel voor dat mijn bike met een opgeladen accu het terrein op kart. Misschien neem ik mijn fiets wel mee naar boven en parkeer hem naast mijn bureau. En ik adviseer mijn medewerkers om hetzelfde te doen. Als spullen in een beveiligde omgeving achterlaten voor eigen risico is, dan moeten we er immers alles aan doen om de risico’s zoveel mogelijk te beperken.

Tot slot nog een laatste woord aan degene die mijn oplaadkabel heeft gejat. Beste dief, bedankt voor deze wake-up call. Bedankt voor je grijpgrage handen en je schaamteloze egoïsme. De kabel kon gelukkig vervangen worden, het vertrouwen echter niet. Blijf met je klauwen van anderman’s spullen af!

Van je collega’s moet je het hebben…

Geplaatst in Fotogedicht, Poëzie

Sta even stil

in deze harde wereld
van honger, oorlog en geweld
zijn het de kleine zegeningen
die je hart met zorg telt

dus hef je gezicht naar de zon
al is het maar heel even
het blijft een prachtige wereld
geef om het leven!

Geplaatst in Dieren

Buitenbeentje

Geplaatst in Doldriest briest

Kort lontje, lange vinger

Het is donderdagavond. Na een lange werkdag van vooral geconcentreerd stilzitten en mijn vingers en hoofd het werk laten doen, fiets ik in een rap tempo door de straten van Breda. Verderop is de weg afgesloten wegens wegwerkzaamheden die slechts langzaam vorderen, en de stilte wordt voor deze ene keer niet verstoord door autogeronk of uitlaatgassen. Het is zelfs vredig te noemen. Zachtjes zingend peddel ik over het fietspad.

Aan de andere kant van de straat staat een koppel te praten. Terwijl ik nader, heft de man zijn arm ten afscheid naar de vrouw en beent de straat op. Onze wegen lijken zich te gaan kruisen, dus ik staak het getrap, rem af en kijk hem met een glimlach aan, terwijl ik mijn evenwicht tracht te bewaren. Wat gaan we doen, meneer? Loopt u verder, of fiets ik door?

Aangemoedigd door zijn stilstaan knik ik hem als bedankje vriendelijk toe en breng de fiets weer op snelheid. De man kijkt me onbewogen aan en steekt dan zijn middelvinger omhoog, mij recht in de ogen blikkend.

Ik voel hoe de glimlach op mijn gezicht bevriest, als een lente-zonnestraal die ineens de kille adem van de winter weer voelt. Verbouwereerd fiets ik verder en vraag me af of ik het wel goed heb gezien. Heb ik het niet verkeerd geïnterpreteerd? Maar nee, het was een ferm omhoog gestoken middelvinger, right in my face.

De meters rijgen zich aaneen tot kilometers en nog steeds zie ik het verbeten gezicht voor me, dat onbeschofte gebaar. En ik neem me voor de volgende keer te stoppen voor iedere voetganger die pardoes de weg oversteekt. Met de korte lontjes die mensen tegenwoordig hebben, weet je maar nooit wanneer iemand ontploft.

Geplaatst in schrijven

Research doen

‘Mevrouw?’

Ergens achter me hoor ik iemand roepen, maar ik besteed er niet veel aandacht aan.
Dan nog een keer, dichterbij en dringender.

‘Mevrouw!’

Iets in me zegt dat dit voor mij bestemd is. Mijn vriend en ik lopen op een smalle weg die meandert langs oude boerderijen en groene weides. Het lijkt alsof de lente onverwacht vroeg een dagje op bezoek is gekomen. Terwijl een vleugje alchohol mij van binnen verwarmt, doet de zon dat van buiten. We hebben net een aangenaam uurtje doorgebracht in het café, iets verderop, waar ze een verduveld lekkere trappist op de tap hebben: donkerbruine tonen van karamel en koffie, met een crème kraag van schuim.

Ik draai me om en zie een boom van een kerel op me af komen, zijn gezicht vertrokken in strakke lijnen, de ogen kil onder gefronste wenkbrauwen. Er gaat een lichte dreiging van hem uit. Ik loop naar hem toe, terwijl mijn ogen naar links schieten, naar het erf waar hij uit te voorschijn is gekomen. Wat wil hij van me? Dan gaat er een lampje branden. Waarschijnlijk was ik zelf de trigger die deze man als een waakhond de straat op deed schieten.

‘Mag ik u vragen waarom u hier foto’s staat te nemen?’ Hij toornt boven me uit en kijkt me streng aan.

‘Natuurlijk mag je dat vragen,’ antwoord ik vriendelijk. ‘Ik schrijf een boek waarin een stoeterij voorkomt. Je kunt je vast voorstellen dat ik blij verrast was toen ik jullie bord zag, en ik nam spontaan een paar foto’s van het erf, de stallen en de weilanden. Allemaal inspiratie om de stoeterij in mijn verhaal goed te kunnen beschrijven. We hebben net daar,’ ik wijs vaag naar achteren, ‘een biertje gedronken.’ Ik schenk hem een stralende glimlach.

Het gezicht van de man ondergaat een fascinerende transformatie. De achterdocht brokkelt af, de rimpels en groeven smelten weg. Zijn ogen verzachten en er ontstaat een brede glimlach – eentje die opluchting uitdrukt. Hij knikt me toe dat het goed is en we wensen elkaar nog een fijne dag.

Ik loop terug naar mijn partner, die zwijgend mijn hand pakt. Hij is inmiddels al wat gewend.

Research doen. Je raakt verzeild in gekke en uitdagende situaties. Je zit met je neus in boeken en jaagt op digitale informatie. Je bezoekt diepe, duistere grotten en kruipt onder prikkeldraad door. Je mailt wildvreemden, snuift aan zomerbloemen en rolt quasi geboeid over de grond om te zien of je weer kunt opstaan. Je neemt foto’s van privé eigendommen en laat die – sterk verbouwd en in een andere vorm – in je fantasiewereld terugkomen. En je wandelt zomaar, hand-in-hand, in de winterzon.

Geplaatst in Fotogedicht

Oorlog

Moeder Aarde beeft

en de Hemel verwelkomt

nieuwe engelen

Geplaatst in Beekse Bergen

Lekker knus

Deze twee Afrikaanse (zwartvoet) pinguïns overwinteren knus in hun holletje in Safaripark Beekse Bergen. Weg van de drukte, weg van de koude wind. ❤

Geplaatst in Doldriest briest

Survival

22-02-2022, een unieke combinatie van getallen. Een datum die grote veranderingen in petto had. Het palindroom dat het begin had kunnen zijn van een nieuwe era. En met ‘nieuw’ bedoel ik ook nieuw. Een ommekeer, niet alleen van getallen, maar ook van onze samenleving. Een nieuw tijdperk met nieuwe hoop, nieuwe energie, meer saamhorigheid en een mondiaal bewustzijn. In plaats daarvan is een oeroud script uit een stoffige la opgediept; alleen de kaft is nieuw.

COVID dat zich gewonnen lijkt te geven. Het wereldwijde gevecht tegen de pandemie en de wedloop om een vaccin te vinden. Alles is ingezet om het leed in te dammen. En wat doen we? We gaan het uitbundig vieren. Met zijn allen in een alcoholroes zweterig tegen elkaar aan hossen, zingen en dansen, opgelucht dat het virus overwonnen is. De restricties worden net op tijd opgeheven voor carnaval. We willen feesten zonder terughoudingen, van het leven genieten zonder afstand. Hopelijk is het inderdaad ‘op tijd’ en blijven akelige gevolgen uit. Ik hoop met heel mijn hart dat feestvierders uitbundig samen lol kunnen hebben, ook in de dagen en weken erna, en dat zij gezond blijven. Hopelijk komt carnaval niet te vroeg. Want het ging zo goed.

Nu corona zich iets rustiger houdt, steekt een ander viRUS de kop op en snuffelt aan de politieke flexibiliteit. Rusland valt Oekraïne binnen. Niet met COVID, maar wel met een andere mutatie. Mijn hart knijpt samen voor alle onschuldige burgers, aan beide zijden. Voor soldaten die de keuze hebben tussen vechten of gedood worden. En aan de kop een machtswellusteling die genoeg heeft. Hij heeft schoon genoeg van rustig binnen zijn eigen grenzen blijven – grenzen die toch groot genoeg zijn denk ik zo. Maar hij wil meer, hij zoekt zijn grenzen op. Vroeger noemden we het ‘landjepik’. Landverovertje was een spel dat werd gespeeld met een stuk grond en een mes. Het spel van Poetin wordt ‘gespeeld’ met veel meer grond, raketten en tanks, met verwoestend bruut geweld.

Mijn hart wordt op afstand verscheurd, hier in dit veilige Nederland, ons dorp, mijn warme huisje. Ik ben mijn houvast kwijt in deze steeds gekker wordende wereld die in een laatste stuiptrekking verkrampt. Verlamd houd ik me vast aan Indian Summer. Aan haar warme vacht en sterke spieren, haar trouw en geduld, aan haar energie. Haar hoeven die geruststellend en solide op de aarde landen.

En de titel van deze post? Die is samengesteld uit allerlei steekwoorden die vandaag in mijn hoofd klauwen en zich daar vasthaken: virus, rus, carnaval.

Fijn weekend, lieve mensen. Carpe diem.

Geplaatst in Doldriest briest

Kerstwonder

Een tijd geleden gingen er twee dingen kapot in mijn huis: mijn geliefde rijstkoker én de slowcooker.

Een rijstkoker is haast onmisbaar hier, aangezien ik het gasfornuis nodig heb voor andere exotische gerechten. Bovendien is zo’n ding handig en gemakkelijk in gebruik. Tot hij kapot gaat dan.

Stekker eruit, stekker erin. Knopje naar beneden, knopje omhoog. Wat ik ook doe, het lampje weigert aan te springen en het water blijft koud. De bodemplaat van het apparaat kan ook al niet losgeschroefd worden. Ten einde raad bestel ik een nieuwe: zelfde merk, zelfde uitvoering – dat denk ik althans. Al snel wordt hij bezorgd, en blijkt helaas toch een slag groter te zijn, met een naar boven uitstekende kom waardoor hij niet meer in mijn kast past en ik hem in twee delen moet opbergen. Maar het ding doet waarvoor ik hem heb aangeschaft. Toch kan ik nog geen afstand doen van mijn oude kleine schatje. Hij verhuist naar de doos van zijn grote broer, die ik een plekje geef op de grond in mijn keuken.

Een paar dagen later wil ik een stoofschotel maken in de slowcooker. Stekker in stopcontact, op high or low zetten en de tijd instellen. Een kind kan de was doen. Alleen gaan ook hier na een tijdscorrectie de lampjes uit. What the heck? Niet alweer! Is de stop doorgeslagen? Dat is niet het geval, maar voor de zekerheid probeer ik toch nog een ander stopcontact, met het zelfde negatieve resultaat. Is het algemene kookapparatenstaking deze maand?

Na enige krachttermen de ether in geslingerd te hebben, drop ik de inhoud van de schaal in een gietijzeren pan en was de kom van de cooker af. Ik kijk om naar de kapotte rijstkoker. Zal ik de cooker erbij proppen in de doos? Kunnen ze samen een weigerfeestje bouwen. Natuurlijk past dat niet, dus doe ik wat iedereen zou doen: ik zet het ding terug in de kast en kwak de deur dicht. Na wat halfslachtige pogingen om een vervanger uit te zoeken laat ik het voor wat het is en vergeet het kreng.

Fast forward naar een paar weken later. In een vlaag van opruimwoede (die ik niet vaak heb) bekijk ik de doos met het rijstkokertje en ga de confrontatie met mezelf aan: to stay or not to stay. Ik breng hem nu echt naar het milieustation! Misschien weten jullie dat niet, maar ik ben nogal gehecht aan mijn spullen en kan moeilijk afstand van iets doen. Nieuwe pan gekocht? De oude wegdoen? Dacht het niet, die komt vast nog een keer van pas. Mokken gekregen? Kunnen deze aftandse dingen dan weg? Nee! Gewoon stapelen, dat lukt best. Zo ook met de rijstkoker.

In een opwelling – af en toe heb ik van die rare ingevingen – besluit ik het ding nog een kans te geven om mij te tonen dat hij nog nut heeft. Maar ook dit keer heeft de stoot stroom niet het gewenste effect. In een laatste afscheid draai ik het ding rond in mijn handen. En verrek, dan zie ik het. Helemaal onder aan de achterkant zit een klein knopje dat me nog niet eerder is opgevallen. Een knopje dat op 0 staat in plaats van op 1. Het zal toch niet waar zijn…

Ik zet de schakelaar om en druk traag de stekker in het contact. Een opgewekt rood lichtje springt aan en kijkt gedienstig naar me op. Waar blijft de rijst? Het water? Kom maar op. Verbluft kijk ik terug en sla dan met mijn hand tegen mijn voorhoofd. HOE DAN?!

Ik haal grote broer uit de kast en staar er zwijgend naar. Met een aai over zijn glazen deksel stop ik hem in zijn originele doos, vouw de flappen dicht en breng hem… naar boven. Ik houd van voorraad, remember? 😉

Weer vooruit spoelen naar vandaag. Als kerstavonddiner maak ik Hongaarse goulash met aardappelpuree en gemengde sla. Mijn gietijzeren pan (by the way: Dutch oven in het Engels) blijkt te klein voor de groenten, bouillon, wijn én Ierse stooflappen. Hoe los ik dat op… Ik denk terug aan de rijstkoker, en dan aan de slowcooker, die nog steeds staat te verstoffen op het draaiplateau en alleen maar veel ruimte inneemt. Weer heb ik zo’n gevoel…

Zie je het voor je? Ik pak de stekker, kijk ernaar en stop hem aarzelend in het contact. Verschillende lampjes beginnen energiek te knipperen, heel goed uitgerust na de lange vakantie die ik het ding heb gegund. En dan begin ik te lachen, harder, steeds harder, terwijl ik hoofdschuddend het eten in de schaal lepel.

Het is een kerstwonder! ❤