Hij had zich verslapen. Een blik op de wekker was overbodig: zijn interne klok gaf aan dat het laat was. Te laat. Tenminste, dat zou het zijn als hij nog werkte. Met een oog op een spleetje keek hij naar het raam en zag dat het al wat lichter werd. Terug onder de dekens, in de wetenschap dat hij nog lang niet hoefde op te staan. Niets hoefde nog. De dagen strekten zich onmetelijk lang voor hem uit, de leegte onverdraagzaam, de stilte te luid. De lucht hing stil, vochtig, met een zweem van kilte rond het puntje van zijn aanzienlijke neus.
Maar vandaag was het anders. Vandaag kwam zij. Zijn hart der harten, met ogen die zijn donkerte hadden, een neusje dat goddank niets van hem weghad, en lippen als een rozenknop in de lente. Ze gingen koekjes bakken, zo had hij bedacht. Een wandeling door het bos maken. En een Disney-film kijken, samen op de bank onder de vrolijke deken. Zoals altijd zou ze wijzen naar de lapjes. ‘Waarom zijn het allemaal verschillende kleuren, opa?’ Ze zou met haar vinger zachtjes over de stof strijken en hem vragend aankijken. En zoals altijd zou hij het haar vertellen.
‘In deze deken zitten knuffels en kusjes van heel veel verschillende mensen, liefje. Toen oma ziek werd had ze het vaak koud. En toen hebben onze vrienden allemaal stukjes stof uit hun kleren geknipt. En tante Ditje heeft al die lapjes aan elkaar genaaid, dagen- en avondenlang, en er deze deken van gemaakt. Zo konden we met zijn allen oma warm houden, haar vasthouden. Het was haar lievelingsdeken, Marieke. Oma voelde zich altijd beter als ze hem om haar schouders had. Ze zei dat ze dan de stemmen van haar vrienden hoorde.’
Onwillekeurig luisterde hij even en glimlachte dan. Voelde de troost, de hoop, de belofte. Met de deken hoog rond zijn schouders getrokken draaide hij zich nog eens om. Buiten kleurde de lucht van oranje naar ijlblauw. In de verte klonken kerkklokken. Het was kerstochtend.
Mijn bijdrage aan Melodyk’s schrijfuitdaging Tik je mee? Deze week de vraag om vrij te schrijven over het eerste dat in je opkomt.