Geplaatst in Columns

Een cadeautje genaamd Sjef

Na een broodnodige en fijne Body Stress Release sessie spoed ik me over de Bredase fietspaden. De temperatuur is nog steeds hoog, en wordt nog verder verhoogd door het drukke verkeer dat nijdig langs toetert. Ik haal een gehelmde man op een fiets in. Hij zwaait enthousiast naar een passerende bus, maar de buschauffeur kijkt niet op of om. Dan valt me het molentje op zijn stuur op dat in vrolijke kleuren draait in de wind, zijn veiligheidshesje en de zilveren haren onder een stevige fietshelm. Ik knik vriendelijk naar hem en zet druk op de trappers. Ik wil naar huis, het is bijna zes uur. Achter me hoor ik de man in zichzelf praten.

Terwijl aan mijn linkerhand een onafgebroken rij auto’s met vaak opflitsende rode lichten en uitlaatgassen vooruit kruipt, ontvouwt zich aan mijn rechterhand een mooi landschap met veel groen en een meertje: een oase van rust. Kon ik daar maar fietsen, denk ik, en droom weg over de vakantie die op handen is. Drie stoplichten later sta ik niet al te geduldig op groen te wachten, en voel hoe een fietser zich schuin achter me opstelt. Dan bast een stem. ‘Mevrouw?’
Ik draai me om en zie de man in het oranje hesje staan.
‘Mevrouw, mag ik u wat vragen?’
Natuurlijk mag dat. Ik knik en hij vervolgt, ‘Als daar fietsers vandaan komen,’ – hij wijst naar links – ‘wie heeft dan voorrang?’
Hij kijkt me vrijmoedig aan.

Het is een erg druk kruispunt. Rijen auto’s staan opgesteld, en ook op het fietspad is het een drukte van belang. Ik neem de situatie in me op en leg hem uit dat fietsers die van rechts komen altijd voorrang hebben, en dat in deze situatie hij dus eerst mag.
De man knikt aarzelend en vertelt hoe een groep fietsers hem had gesommeerd te stoppen omdat zij voor wilden gaan.
‘Nou, dan hadden zij geen gelijk: jij had het bij het juiste einde.’
De man knikt opgelucht. ‘En, als ik dus van die kant kom, dan…’
‘Dan hebben zij voorrang en moet jij stoppen. Plus natuurlijk altijd voor een rood stoplicht hè. Je mag alleen fietsen als het stoplicht groen is.’ Weer knikt hij.
‘En een bus?’
Ik denk even na. ‘Weet je wat,’ zeg ik. ‘Voor een bus moet je altijd stoppen, waar hij ook vandaan komt. Want die is heel groot, en de chauffeur kan misschien niet alles goed zien.’ Ons licht is inmiddels op groen gesprongen en ik voel de drang om hem te beschermen in me opkomen. Ik besluit bij hem te blijven.

We fietsen zij aan zij, veel langzamer dan ik normaal doe, en een gevoel van rust overspoelt me. Scooters rijden volgens hem als gekken, en ik geef hem groot gelijk. Dan vanuit het niets.
‘Mensen zijn mooi, mevrouw.’
Verrast door deze uitspraak kijk ik op, en beaam dat dit zeker het geval kan zijn. Zijn woorden gaan regelrecht naar mijn hart.
‘Maar als een bus over je heen rijdt, dan ben je niet meer mooi.’
Lachend zeg ik, ‘Dat klopt, dan is helemaal niemand meer mooi.’ Ondanks het lugubere idee giechelen we samen.

Het pad slingert langs een tankstation en ik neem de leiding, tegemoetkomende fietsers ontwijkend. Als we weer naast elkaar fietsen wijst de man naar het tankstation. ‘De toiletten stinken daar.’ Hij rilt zichtbaar. ‘Ik ben er wel eens gaan kijken, maar dat doe ik niet meer hoor. Die zijn veel te vies.’
Blijkbaar komt hij hier vaker, en ik vraag hem waar hij naar toe gaat, maar verder dan ‘Prins… iets met Prins…’ komt hij niet. Hij raakt even van streek en lijkt kwaad op zichzelf dat hij niet op de naam kan komen. ‘Hier rechtdoor, en dan naar links. Maar niet helemaal naar de Haagse Beemden hoor,’ zegt hij, ‘en ook niet het centrum.’
‘Maar wel in Breda?’
Hij knikt.
‘Bedoel je misschien Princenhage,’ probeer ik?
Zijn gezicht klaart onmiddellijk op, want dat is inderdaad zijn bestemming.

550x497

Ik complimenteer hem met zijn mooie e-bike, en hij wijst naar het gekleurde molentje. ‘Deze zat al op mijn kinderfiets, en toen op de volgende, en de volgende. En nu op deze.’ vertelt hij trots. ‘En ik zit al bijna op 1000 kilometer!’
‘Dan heb je al heel wat gefietst,’ zeg ik bewonderend. Zijn fiets blijkt technisch vernuftiger te zijn dan de mijne, want hij kan precies zien hoe ver hij nog kan fietsen op de batterij. Dan wijst hij naar zijn fietshelm. ‘Ik ben een keer met de fiets gevallen, heel hard. Met mijn hoofd tegen een boom, en de helm die ik toen droeg was helemaal kapot.’
De bomen langs het fietspad staan zwijgend in het gelid en onthouden zich diplomatiek van commentaar. Ik kijk hem bezorgd aan.
‘Ze kwamen me ophalen in het ziekenhuis, ik had een lichte hersenschudding. En de politie heeft op mijn fiets gepast.’ Glunderend deelt hij dit detail. Dan verstrakt zijn gezicht en hij wijst op mijn hoofd. ‘Mag ik u een advies geven, mevrouw? U moet ook zo’n helm kopen. Dat is veel veiliger.’ Zijn lichtblauwe ogen kijken me ernstig aan en weer valt me de combinatie van eenvoud en wijsheid op, van volwassene en kind. Ik zeg hem dat ik erover zal nadenken. Wie beschermt nu wie?

We trappen inmiddels iets harder, want we gaan bergop. Gelukkig werkt de ondersteuning goed en zijn we al snel de heuvel over. Hij knijpt fanatiek zijn remmen ver in en heel voorzichtig dalen we af naar het volgende deel van de route.
‘Weet je wel hoe je moet fietsen?’ Inmiddels ben ik een beetje bezorgd dat hij misschien verdwaalt, maar al snel blijkt dat hij inderdaad feilloos weet waar hij naar toe moet. Hij wijst mij zelfs behulpzaam het tunneltje dat ik moet nemen om naar mijn dorp te gaan.

Met een zwaai nemen we afscheid.
‘Als u mij ooit nog een keertje ziet fietsen, mevrouw, roept u dan gerust “Sjef, wacht even!” Dan blijf ik staan!’
Ontroerd beloof ik dat ik dat zeker zal doen. Want zo’n cadeautje als deze rit laat ik mij nooit meer ontgaan. Mensen zijn inderdaad mooi, zachtaardige Sjef. En jij bent een van de mooisten.

Geplaatst in Avans, Columns

Verkeerde verdieping

De wielen van mijn koffer trokken zwarte voren in de sneeuw. In het lamplicht dwarrelden de vlokken naar beneden, fris op mijn verhitte wangen. Ik zoog de koude lucht tot diep in mijn longen. Wat een verademing na de bedompte vergaderruimte.

Ik keek om me heen, het moest hier toch ergens zijn? De verlichte ramen gaven een steels inzicht in het Utrechtse gezinsleven, dat weerkaatst werd in het donkere kanaal. Hier de straat uit en… ja hoor, daar was het bruggetje waar de B&B eigenaar over had gemaild. Mijn passen versnelden zich, ik rook de stal. Wat een geluk dat ik op het laatste moment nog onderdak had gevonden in een B&B. De Munt of zoiets, ik had me er niet echt in verdiept.

Het silhouet van De Koninklijke Nederlandse Munt doemde voor me op. Gedachten aan bakken met geld, aan biljetten die klaarlagen voor gretige handen met gaten erin, verwaaiden op een koude windvlaag. Ik huiverde en draaide langzaam rond, speurde de huizen af. Daar was ‘Muntzicht’! Mijn B&B bleek gehuisvest in een statig pand. Dat werd genieten, ook al bleef ik maar een nacht. Morgen nog een bijeenkomst in de Domstad, maar vanavond had ik een afspraak met mijn roman.

sneeuw

De deur werd geopend door gastheer Jos. “Je bent aan de vroege kant, maar kom gerust binnen.” Verwonderd vervolgde hij “Ben je alleen?” Dat beaamde ik, en stapte de warme hal in. Ik trok mijn handschoenen uit en zei, “Vroeg? Ik had toch gemaild dat ik rond half zes hier zou zijn?” “Ik verwachtte je pas over een paar uur. Vergeef me, maar je bed is nog niet opgemaakt, en ook de wijn staat nog niet klaar. Maar dat hebben we zo gefikst.” Ik volgde hem naar de tweede verdieping, waar hij met vaardige hand de kamer in orde maakte. Ik schoof het gordijn opzij en keek naar buiten. Intussen zocht ik in mijn mobiele telefoon naar de bookingsite en wees hem op de berichten die we hadden uitgewisseld. Enigszins triomfantelijk zei ik, “Kijk maar, hier staat half zes, niet half acht.”

Jos wierp een blik op het scherm en zei toen langzaam: “Inderdaad, je hebt gelijk. Daar staat half zes… Het probleem is echter dat dit niet mijn mail is. Ik ben Jos. Van B&B Muntzicht. En jij hebt een kamer gehuurd bij Job. Van B&B De Klinkende Munt!” We keken elkaar verbluft aan en schoten samen in een onbedaarlijke lach. Het kan raar lopen. Twee B&B’s met de naam Munt erin in dezelfde straat met twee heren die nagenoeg dezelfde naam hadden.

Ik nam afscheid van Jos met een s, zette mijn hoed op, trok mijn handschoenen weer aan en ging met koffer in de hand terug naar beneden, de straat op. Acht huizen verder vond ik de juiste B&B. Job, die al ruim een half uur zat te wachten, lachte hartelijk om het verhaal. Ook deze B&B was erg mooi en ruim. Ik kreeg dit keer een kamer op de eerste verdieping, met koninklijk uitzicht op de Nederlandse Munt. Kon ik me eindelijk verdiepen in mijn boek.

 


 

Hoofdpersoon in deze winterse verwarring is Miranda Timmermans, Lector Leerkracht pabo Avans Hogeschool en voorzitter VELON Vereniging Lerarenopleiders Nederland. 

180529MT
LinkedIn

Twitter

Op verzoek van Miranda schreef ik deze column voor de nieuwste glossy van het lectoraat: ‘Leerkracht, Vierkant achter de Driehoek’.

Marion

Geplaatst in Avans, Columns

Wat een geëmmer

Wie is hier de baas?

Twee conciërges lopen de afdeling op en kijken vragend in het rond. Ik kijk met ze mee en zeg,

Dat ben ik!

Nou ben ik dat helemaal niet, maar er is niemand van gezag aanwezig en ik ben wel in voor een verzetje na een intensieve werkdag.

Lees verder “Wat een geëmmer”

Geplaatst in Columns

Tijd voor Vakantie

Fris en fruitig arriveer ik op het werk en wil mijn lunch in de afdelingskoelkast in de pantry leggen. Het past echter niet. Als ik wat items verzet, grijp ik in een open roze-yoghurtverpakking. Een met geweld erin gepropte colafles had er het deksel afgewipt. Oké. Maar eens zien wat nog meer gebeurt daarbinnen, zeker gezien het feit dat haast niemand meer aanwezig is of zal zijn de komende weken.

Lees verder “Tijd voor Vakantie”

Geplaatst in Columns

Een Apple’tje schillen met Siri

Sinds kort heb ik me mogen scharen in het leger der Apple gebruikers. Ooit had ik een iPhone, een 3GS als ik het me goed herinner, maar al jaren is Android mijn grote vriend. Sinds kort vervul ik echter de rol van ICT & Onderwijscoach, samen met een collega, en voor deze taak hebben wij natuurlijk ook gereedschap nodig. Het werd een iPad, omdat ze die op de basisscholen vaak gebruiken. In combinatie met een enthousiast aangeschaft toetsenbord leek het warempel wel een iMac mini!

In het weekend de nodige apps erop gezet om te oefenen – zo’n mooi apparaat moet immers volledig benut worden. Nu heeft de iPad een intrigerende virtuele assistente, met de klinkende naam Siri. Siri nodigt je uit om allerlei opdrachten te geven, te starten met “Heeee Siri”. Voice recognition technology. Zo kun je met je stem een app starten. Of een alarm zetten. Ik oefende met Siri en leerde haar mijn stem te herkennen.

Afgelopen donderdag ging ik naar een vergadering in ‘s-Hertogenbosch, en gretig startte ik de iPad op om aantekeningen te maken. Een laptop is toch een gewicht om mee te slepen. Al gauw tikte ik een lijstje met taken. Perfect: snel en niet storend. De spreker vertelde over nieuwe ontwikkelingen en liep wat heen en weer. Tot mijn verbazing lichtte ineens mijn inmiddels slapende iPad op en ik keek verwonderd toe hoe Siri ijverig zijn woorden typte. Wat gek. Dat mocht niet! Haastig klapte ik het scherm dicht en probeerde me weer te concentreren.

Na tien minuten had ik genoeg moed verzameld om het weer te proberen en maakte wat nieuwe aantekeningen. Weer werd het scherm zwart toen ik stopte met typen, maar dat duurde niet lang. Siri kwam weer spontaan in actie, zonder daarvoor een opdracht te hebben gekregen. De sloerie! Zijn stem leek niet eens op de mijne!

Heeee Siri, wat doe je nou? Ik drukte op de home-knop, vastbesloten een einde te maken aan deze one-woman-show. Wat denk je? Ging ze ook nog terug praten! Opgelaten klapte ik het ding weer dicht en hoopte dat de strijd met mijn assistente niet was opgevallen. “Ah, er is hier blijkbaar iemand met een overijverige iPad!”, spotte de spreker. Ik grijnsde als een boer die kiespijn heeft en zakte wat onderuit.

Goddank de pauze. “Heb jij verstand van iPads?”, vroeg ik hem. “Ja hoor, laat maar even zien.” Vakkundig opende hij de instellingen en wees naar Siri. Stom ja, dat had ik zelf ook wel kunnen vinden. Hij zette een aantal schuifjes uit, en schoof de mini iMac naar me toe. “Natuurlijk kun je ook het geluid uitzetten hè,” opperde hij. Ik staarde naar de instellingen, mijn zelfvertrouwen kelderde in rap tempo. “Eh, waar…” Hij keek me aan en drukte bedaard op de bovenkant van mijn iPad – een bovenkant die ik van de voorkant niet meer zag door de stoere keyboard hoes die eromheen zat. Exact op dezelfde plek waar de volumeknop zat van mijn privé tablet, een handeling die ik wel honderden keren heb uitgevoerd. “Misschien is een iPad een ietsje te hoog gegrepen voor je?” Met een hoofd als een boei mompelde ik dat ik het ding pas had, en… maar hij was al weggelopen. Wat een afgang.

Thuis gekomen heb ik nog een grondig Apple’tje geschild met Siri. Haar bestraffend toegesproken. Nogmaals mijn stem met haar doorgenomen en haar wat commando’s gegeven. Een Vlaamse versie gekozen. Ze was inmiddels zo mak als een lammetje in mijn lerende handen. Ik kreeg er zelfs weer schik in en zei overmoedig “Heeee Siri, je bent best grappig.” Haar antwoord: “Ha. Ik ben blij dat je dat vindt.” We worden vast goede vriendinnen, Siri en ik.

Geplaatst in Columns, Dieren, Koken

In een slakkengang

Het is zaterdag. Normaal gesproken begint die dag al vroeg met een ongezonde dosis gepoets, worden kledingstukken her en der van slaapkamers af geplukt en draait de wasmachine in ploegendiensten. Koel- en andere kasten worden aangevuld met even later onverklaarbaar verdwijnende snacks, en ook de tuin vraagt de nodige aandacht. Maar vandaag gaat het allemaal iets anders. De vaart is eruit. Lees verder “In een slakkengang”

Geplaatst in Avans, Columns

Op Excursie

“Sorry, maar wáár moet u zijn?” De vrouw herhaalt haar vraag, het gezicht niet helemaal in de plooi. “In HA302!” is het antwoord. Ze neemt de heer voor zich nog eens goed op. Strak in het pak, compleet met stropdas, een aktekoffer in de hand. Ze haalt haar schouders op en verwijst hem naar de derde verdieping. Als ze haar ogen opslaat komt daar warempel nog een pak naar de receptie lopen. Ook hij spreekt de wens uit naar HA302 verwezen te worden. “Volgt u die meneer maar, hij loopt net de trap op.” Wat later zitten acht beren… eh heren op een rijtje in de poppenhoek. En ik? Ik kan een lach niet onderdrukken.

Al twee jaren vormen we het netwerk Werkplekleren, waarin wij werken aan de flexibilisering van de opleidingen van de Academie voor Deeltijd (AVD). Leren op de werkplek moet daarin ook een belangrijke plek krijgen. De studenten van de AVD werken immers allemaal en volgen daarnaast een opleiding.

We hebben tot nu toe vooral met en van elkaar geleerd en diverse casussen onderzocht. Maar de wereld is groter dan Avans, en we willen samen leren, ook van wat anderen buiten de hogeschool doen. Dat betekent: de boer opgaan!

180529netwerk

afbeeldingen: Pixabay

Die boer is in dit geval twee collega’s van de HAN, die veel expertise hebben op werkplekleren. We willen graag hun verhaal horen maar ook onze eigen verhalen met hen delen en spiegelen. Het is hoog tijd voor een excursie. Dat uitstapje wordt natuurlijk terdege voorbereid; we weten precies wat we willen weten, wat we willen vragen, wat onze verwachtingen zijn.

Die woensdagochtend spreken we af bij de HAN. Acht docenten –allemaal mannen– van diverse pluimages op excursie, en ik als expert. De werelden van o.a. Bouw & Infra, van Verpleegkunde, HRM en Bedrijfskunde ontmoeten elkaar op de werkplek.

Wat het achttal echter niet weet, is in welk HAN-lokaal we verwacht worden. Maar ik wel! Aangezien de HAN vroeger mijn thuishonk was, herken ik het nummer van het toegekende lokaal meteen. Het staat namelijk bekend als “Het kleuterlokaal”. Helemaal geen gekke term als je de Pabo gewend bent, maar als bedrijfskundig docent zou je daar anders over kunnen denken.

Ze staan wat onwennig te kijken, maar al gauw is de docent Bouw & Infra niet meer weg te slaan uit de bouwhoek. De verpleegkundige verbindt vakkundig een pop met een ontwrichte arm. De HRM docent slaat zijn netwerkgenoten gade en biedt zijn hulp aan. In de potjes en pannetjes van de speelkeuken wordt geroerd dat het een lieve lust is. De commercieel economist heeft eurotekens in zijn ogen. Een gat in de markt! Hij gaat kinderfeestjes voor volwassenen organiseren!

180529blokken

Ik laat ze even hun gang gaan en roep ze dan tot de orde. Daar zitten we dan. Acht volwassen kerels, de gastheer en -vrouw, en ik. De een met de pop, de ander trapt nog gauw een blokkentoren om. Mijn opzet is geslaagd. Ze hebben aan den lijve meegemaakt hoe je het beste kunt leren op de werkplek en hoe je dat inbouwt in een opleidingstraject. Ze hebben gemerkt hoe uitnodigend, stimulerend en creatief werkplekleren is. De uitwisselingssessie is succesvol!

Bij de uitgang neemt het netwerk afscheid. Als een van hen een zakdoek uit zijn broekzak opdiept, valt er een legoblokje uit. “Houd maar,” zeg ik lachend, “als aandenken aan de kleuterklas!”

Miranda Timmermans

 


 

Deze column schreef ik voor en namens Miranda Timmermans, Lector Leerkracht pabo Avans Hogeschool & Voorzitter VELON Vereniging Lerarenopleiders Nederland.

180529MT
LinkedIn

Twitter

 

Geplaatst in Columns, Gezondheid, Onderwijs, Persoonlijk, Verdriet

Onuitwisbaar

Het klopt niet. Er klopt helemaal niks van. Geen bal, geen jota. Het einde van afgelopen schooljaar klopte niet, en het begin is onwerkelijk. Het kan niet waar zijn.

Lees verder “Onuitwisbaar”

Geplaatst in Algemeen, Columns, Gezin, Persoonlijk

Ik zoek een schoonmaakster

Als je Zoektocht naar schoonheid hebt gelezen, weet je dat ik naarstig op zoek ben naar een schoonmaakster. En dat drie keer scheepsrecht is!

De nieuwe –en derde– kandidaat liet even op zich wachten, maar na een paar dagen kreeg ik toch de gegevens van een nieuwe schoonmaakster. Ik greep mijn gsm en belde. Aan de andere kant een vrolijke, enthousiaste stem. Wat leuk dat ik belde! Een jonge studente die precies wilde wat ik zocht: eens per week twee uren poetsen. Van beide kanten prima! Het kon zelfs in de ochtend en de avond. Na een fijn gesprek deelde ik mijn blijdschap met mijn collega’s. A match made in heaven. Lees verder “Ik zoek een schoonmaakster”

Geplaatst in Columns

Zoektocht naar schoonheid

Jaren geleden had ik een schoonmaakhulp. Na een tijdje was ze kind in huis en zo vertrouwd dat we meer samen achter de PC naar foto’s van haar thuisland keken dan dat er iets in huis werd gedaan. Erg gezellig, maar wel duur en niet functioneel. Ik heb haar toen helaas moeten laten gaan om financiële en praktische redenen.

Nu ik fulltime werk, kan ik het me eindelijk weer veroorloven hulp te zoeken bij het schoonhouden van ons huis. Online ingeschreven en óp naar mijn ideale hulp. Ik kreeg netjes de gegevens van een mevrouw, met naam, adres en telefoonnummer. Bellen. Bellen. Bellen. Ochtend, middag, avond. Niets. Doordeweeks. Weekend. Voicemail inspreken. Na een week was ik het zat en sprak een ultimatum in, maar ze gaf geen sjoege. Geen enkele reactie.

Ik vroeg het bemiddelingsbureau om een nieuwe kandidate te zoeken. Dit keer kreeg ik contactgegevens van een jonge man, even oud als mijn oudste zoon. Even op Google maps kijken waar hij woonde. Het telefoongesprek verliep prima en hij vertelde dat hij al zes jaren schoonmaakervaring had. We spraken af voor de dinsdag erop.

Om 10 uur zat ik met hoge verwachtingen te wachten, het huis aan kant. Ik wilde immers een goede indruk maken. Hmmm, hij was niet te vroeg. Misschien was het een bijzonder stipt iemand. Om 10.15 uur stuurde ik een whatsapp om hem te herinneren aan onze afspraak. Ik kreeg binnen 10 minuten een reactie: hij was het niet vergeten. Had ik zijn bericht niet gelezen dat hij via de website gestuurd had? Zijn auto was sinds zaterdag kapot en stond in de garage. Ik voelde met hem mee, aangezien mijn eigen auto ook in de garage stond. Het bericht had ik echter niet ontvangen.

“Waarom kom je dan niet gewoon lopen,” vroeg ik, “je woont vlakbij.” “Nee, dat is mijn postadres. Ik woon ergens anders.” Ik viel even stil. Wat raar, waarom zou hij een postadres hebben? Maar mijn vertrouwen in de medemens is groot en ik maakte een nieuwe afspraak voor donderdagochtend.

Toch bleef het knagen van binnen, mijn intuïtie roerde zich. Eens even in het telefoonboek kijken. Hmm zijn achternaam correspondeerde niet met het opgegeven adres. En waar was dat bericht gebleven? Nogmaals speurde ik de website van de schoonmaakorganisatie af, maar ik kon geen berichtenoptie of postbus ontdekken. In mijn mailbox stond ook niets. Ik checkte zelfs de spam. Toch maar even een mail sturen naar de organisatie met de vraag of zij konden achterhalen waar zijn afzegging gebleven was.

Inmiddels was het tijd om mijn auto met gerepareerde airco op te halen. En laat mijn garage nou nét in dezelfde straat gevestigd zijn als zijn postadres; ze waren bijna buren. Aangezien ik de garagehouder goed ken, vroeg ik naar de mensen in dat huis. “Nou,” zei mijn automonteur, “daar hebben ze een tijdje geleden hele grote groene planten weggehaald.” Vragend haalde ik mijn wenkbrauwen op. Een tuinder? “Nee, je weet wel, van die planten waar de politie zo gek op is.” Ik slikte.

Thuis gekomen las ik het antwoord van de schoonmaakorganisatie: het was helemaal niet mogelijk om via hun website berichten te versturen aan een opdrachtgever. En ook zij hadden geen e-mail ontvangen…

Inmiddels is kandidaat nummer 3 in de aanvraag. Maar mijn zoektocht naar schoonheid gaat onverminderd door. Ik hoop op scheepsrecht!


Lees ook: Ik zoek een schoonmaakster