Tot hier en niet verder. Ze keek naar buiten maar zag niet veel, haar blik was naar binnen gericht. Het was afgelopen met aanpassen, met rekening houden. Met het volgen van een levensstijl die niet de hare was. Een bijrol spelen in een slecht geschreven en oppervlakkig stuk. Al veel te lang had ze zichzelf verloochend. Ze moest haar eigen leven weer stevig in handen nemen. Niet door het bit tussen de tanden te klemmen, maar door zich te bevrijden van het hoofdstel en de vrijheid tegemoet te draven. En wel vandaag!
Dat klonk best goed – zelfs in haar eigen oren. Maar vrijheid, wat was dat ook alweer? Zelf keuzes kunnen maken, durven maken, dat is vrijheid. Maar waaruit kan ik dan kiezen? Hoe kom ik aan geld? En wie zorgt dan voor… Ze schudde haar hoofd. Ze moest stoppen met zo te denken. Voor mezelf zorgen, dat deed ik voorheen ook. Ik ben niet van hem afhankelijk. Ik hoef niet meer te wachten tot iemand iets doet, actie! De prins op het witte paard had haar meegenomen naar zijn kasteel, maar in plaats van in een sprookje, was ze in zijn harnas gestopt. Een comfortabel keurslijf weliswaar, maar ook dat begon te schuren.
Ze keek om zich heen, naar de muren die haar omsloten, de spullen die uitgestald stonden. Het was geen thuis, het was een museum. Ze kende iedere hoek, ieder voorwerp. ‘Accessoires’ moest ze zeggen, geen spullen. En het waren niet zomaar spullen, nee, het waren design meubels. Echt mooi vond ze het niet, maar dat zou wel aan haar slechte smaak liggen. Als iets zo duur was, dan moest het toch wel prachtig en bijzonder zijn? Ze keek naar het schilderij. Kunst met een grote K. De verf leek erop gegooid. Spetters waaierden uit over het linnen. Rode spetters, met een waas van zwart erover. Als bloeddoorlopen ogen die haar constant in de gaten hielden, haar begluurden.
Plotseling kreeg ze geen lucht meer. Ze rende naar de trap op haar hoog gehakte pumps. Ook al design. Met een woeste schop vloog eerst de ene, dan de andere schoen door de lucht om met een klap ergens achter de bank te belanden. De zijden blouse haalde de slaapkamer niet, de knopen waren te klein voor haar trillende handen en met een ruk scheurde ze de stof van haar lijf. Nog steeds konden haar longen niet voldoende zuurstof naar binnen zuigen en ze raakte in paniek. Met moeite stroopte ze het hemd omhoog dat strak rond haar lijf gespannen was, zodat ze een wespentaille leek te hebben. Een corrigerend hemd. Corrigerend? Martelend zul je bedoelen! Dat hij die dingen zelf ging dragen, hij had ze meer nodig dan zij! Het keurslijf werd als een cocon van zich af geworpen.
Hijgend stond ze voor de spiegel en keek naar haar reflectie. Holle ogen staarden terug, met een vlaag van wildheid. Haar lichaam gaf toe aan de zwaartekracht. Langzaam stapte ze uit de rok, die in een hoop op de grond bleef liggen. Waar was haar jeugd naar toe? Waar was zij zelf gebleven. Ergens moest zij verdwaald zijn, binnenin deze elegante magere vrouw, deze gemaakte verschijning die ze niet herkende. Een huls was ze geworden. Een mooie huls met een leeg innerlijk. Hol.
Haar gedachten echoden in de leegte. Ze kon niet goed nadenken door al die echo’s. Gewoontegetrouw reikte ze naar de pillen op haar toilettafel, draaide de dop van het busje af en schudde twee tabletten in haar hand. Met een geroutineerd gebaar gooide ze ze achter in haar keel en slikte ze door zonder water. Toen zakte ze langzaam langs de muur naar beneden en wachtte tot de vertrouwde afgestompte deken weer over haar heen zou glijden. Ze had geen buitenwereld nodig, haar wereld was groot genoeg. De energie glipte als zand door haar machteloze vingers.
Plots hief ze haar hoofd. De leegte in haar blik werd ineens gevuld met opstandigheid. Ze was er bijna weer in getrapt. Hoe vaak had ze hier al gezeten? Het was een gevangenis! Een luxe weliswaar, maar nog steeds een gevangenis. Ze wilde leven, niet vegeteren. Gulzig dronk ze een glas water in de badkamer en stak toen een vinger in haar keel. Ze vocht tegen de apathie die net nog zo aanlokkelijk had geleken en draaide haar maag om tot alleen wat gal overbleef. Trillend over haar hele lijf, maar vastberaden.
Via de slaapkamer liep ze naar haar kleedkamer, langs rekken vol met kleding, lingerie en rijen schoenen. Wie had zoveel schoenen nodig? Absurd gewoon. Achter in een verlaten kast zocht ze naar een sjofele tas. Een tas uit een vorig leven. Letterlijk. Hoe lang was het geleden dat ze haar intrek had genomen? Het leek een eeuwigheid. In werkelijkheid konden het niet meer dan vijf jaren zijn. Daar lag hij, achter een stapel badlakens. Een rits was al dat haar scheidde van de vrouw die destijds binnen wandelde, overweldigd door rijkdom en praal. Een spijkerbroek, zwart shirt en een grijze sweater. Afgetrapte gympen…
Een kwartier later kwam ze uit de douche, de zorgvuldig aangebrachte make-up eraf geboend, haar haren in een simpele paardenstaart. Het leek wel of haar lokken blij waren aan het strenge regime van haarlak ontsnapt te zijn. Ze deinden vrolijk op en neer, in pas met haar stappen. De broek zat wat los, maar een riem bracht uitkomst. In het wilde weg greep ze kleren van de hangers en propte ze in een koffer. Geen tijd, ze had geen tijd meer te verliezen.
Buiten stopte ze en keek over haar schouder. Het bloed joeg door haar aderen, tintelend, vaagde haar twijfels weg als een frisse lentewind. Dan liep ze verder, de weg af, waar de taxi zou staan. Eerst nog wat aarzelend, maar iedere meter verlichtte de last die op haar schouders drukte. Ze leek wel te zweven, ze was ontsnapt. In de over haar schouder geslingerde handtas rinkelden haar sieraden muzikaal met wat losse munten in een bed van papiergeld. Ze was natuurlijk niet gek: nog steeds verguld met zijn goud, maar nu eindelijk ook verguld met zichzelf.
Het huis wachtte geduldig, roerloos, met een verwaande blik op het gezicht. Ze zou toch wel terugkomen. Het was immers te aanlokkelijk… toch?