Iedere vrijdag plaats ik een zwart-wit foto met kleuraccent op Doldriest. Doe je mee? Het mag ook een gewone zwart-wit foto zijn.
Smokey blijkt mijn erwtensoep heerlijk te vinden, maar laat het vlees liggen. Ooit had ik een kater die mayonaise lekkerder vond dan een stukje biefstuk.
Zou de evolutie katten op termijn veranderen in vegetariërs?
klik!
Kool- en pimpelmees, mussen, roodborstjes, tortelduifjes, eksters en vinkjes. Kauwen en spreeuwen. Ze komen allemaal dagelijks op bezoek in de PindaBar. Voor de kleintjes zijn er voedzame vetbollen en strooivoer, en de grotere gasten doen zich tegoed aan de zoutloze pindakaas. De eksters, te groot om op het stokje te zitten, fladderen ervoor, of hangen er haast op de kop bij.
En de katten, die voorzien de PindaBar vanachter het raam van commentaar.
Fijne zondag!
Humor is… als je kat, die languit over je benen gedrapeerd ligt, te ver doordraait in zijn genietende pose, van zijn warme plek afvalt, op de bank belandt en daar gestrekt op zijn rug met grote ogen naar je opkijkt en seint “Wat doe je nou, vrouwtje?!”
Inmiddels is hij weer opgekrabbeld. En ik ook, van het lachen.
Mijn vriendin is een fervent kattenhater. Als ze er een ziet, verstrakt haar hele lijf en komt er een haast manische blik in haar ogen. Ze komt dan ook bijna nooit bij mij, want ik heb twee enorme katers rondlopen.
Wat deze afkeer, ailurophobie genaamd, veroorzaakt heeft weet ik niet. Een gebeurtenis uit haar jeugd? Ze praat er nooit over. Iedere keer als ik het woord ‘kat’ of ‘poes’ laat vallen, staart ze strak de andere kant op en is er geen discussie mogelijk.
Gisteravond maakten we een ommetje. Dat hadden we misschien beter niet kunnen doen. Het leek wel kattenavond. Er zat er een voor de heg. Een ander onder de auto. Een derde liep net de hoek om. Haastig sleurde ik mijn vriendin verder, zodat zij niet getriggerd zou worden.
Toen we bijna thuis waren, zagen we een affiche op een lantaarnpaal. ‘Kat vermist’, stond erop. Het arme dier –een jong beestje nog– was blijkbaar ontsnapt en nooit meer terug gekomen. Helder blauwe ogen keken me vanuit een crèmekleurige snoet aan, de oren gespitst. Ik smolt weg en kon me het verdriet van haar baasjes goed voorstellen.
“Zielig hè,” zei ik tegen mijn vriendin, “wat zullen ze hem missen. Wat zou er met die kleine gebeurd zijn?” Maar mijn vriendin deed net alsof ze niks hoorde en stapte door, haar staart vrolijk heen en weer zwaaiend. Ik schudde mijn hoofd en besloot haar reactie – of het ontbreken daarvan- te negeren.
Bij de voordeur aangekomen nam ik afscheid. “Volgende week zelfde tijd, zelfde plaats?” Ik keek haar vragend aan. “Woef,” zei ze.