Een zacht muziekje op de achtergrond, met daar bovenuit de woorden
Marion, ik ga je nu achterover leggen.
Oké, jij bent de enige die dat mag zeggen,
reageer ik.
Anja, wil jij even weg gaan? Ze wil alleen met me zijn.
We lachen alle drie. Door de zenuwen grijp ik iedere afleiding aan om het moment suprême uit te stellen en flap er de gekste dingen uit. Het is alweer een half jaar geleden dat ik voor het laatst in deze stoel lag. Mooi zachtgeel is hij, met een comfortabele uitholling voor mijn hoofd. Maar of ik nu op luxe leder lig of op beton, het maakt me niet uit. Ik voel er niets van. Als één brok spanning lig ik te wachten op wat komt.
De tandarts – een kunstige super vergrotende bril op zijn neus – kijkt grijnzend op me neer en zegt dat het ook altijd hetzelfde is met mij. En ik lach met hem mee, een valse lach. Want ik wil alleen maar weg, weg van die dreigende rij met instrumenten die zich boven mijn borst uitstrekt.
Eerst maar eens foto’s maken. Een plaatje van 10 bij 10 cm. wordt voorzichtig in mijn mond gemanoeuvreerd. Natuurlijk is het veel kleiner, maar volgens mijn keel scheelt het niet veel. Gelukt! Nu de andere kant nog. Weer ontkent mijn lijf het nut van deze actie.
Er zitten scherpe kanten aan hè?
zegt de tandarts meelevend. Ik ontken woordeloos, daar ligt het niet aan. Als ook die foto klaar is – en alles is nog goed ook! – ontspan ik voor het eerst een beetje.
Nu de rondgang met spiegel en haakje, prima te doen. Dan het schoonmaken met een mechanisch apparaat, waar een straaltje water bij te pas komt. Water dat zich verzamelt in mijn wang. Dreigt te overstromen. Mijn bebrilde behandelaar hangt een afzuigslangetje in mijn mondhoek. Wat een geweldige man!
Anja, de assistente, beantwoordt intussen een telefoontje van een andere patiënte, die een dikke wang heeft van een ontsteking. Ik volg het gesprek met belangstelling, afleiding hè. Dan richt ze haar aandacht weer op mij en schuift ook nog eens een dikker slurpapparaat in mijn mond. En dat is wat teveel van het goede geloof ik. Ik worstel en kom boven, half dan, want beide tanddeskundigen houden van schrik op met wat ze aan het doen zijn. Gelukkig, even pauze.
Gaat het weer een beetje?
Ik haal diep adem, slik, knik en ga weer liggen.
Het afzuigslangetje wordt uit mijn mondhoek verwijderd en we gaan weer verder. Polijsten nu, met een apparaat waarmee ze stoeptegels vasttrillen, maar dan met een mintsmaakje. Het gaat absoluut de goede kant op. Tot hij bovenin aan de gang gaat en ik kokhalzend om me heen grijp. Twee paar ogen kijken me verbijsterd aan.
Volgens mij is mijn keel te kort of zoiets,
brabbel ik.
Vroeger als kind mocht de huisarts ook al niet in mijn keel kijken, de spatel vloog dan door het huis heen.
Ze knikken begrijpend, maar snappen er duidelijk niets van.
Geef haar maar een bekertje water, zodat ze zelf haar mond kan spoelen. Laten we het maar niet hier in de stoel doen, dat vind ze vast ook niet fijn.
Twee minuten later sta ik als een klein kind mijn mond schoon te wassen boven de wasbak. Maar dat doet me niets: alweer heb ik mijn halfjaarlijkse controle overleefd. 😉