Geplaatst in Dieren, Expressief, Foto, Humor, Poëzie

Beste Vriend

~

Hoi hond, wat doe jij hier

volgens mij heb je veel plezier

zo in je eentje, vrij en los

~

Ik wou dat je van mij was

renden we samen door het gras

en gingen we altijd naar het bos

~

Zeg schavuit,

je steekt je tong naar mij uit

volgens mij lach je van binnen

~

Spring maar, sluip en speel

kom dan hier voor een knuffel en streel

want mijn hart hoef je niet meer te winnen

~

~ Klik op de foto voor een groter formaat ~
Geplaatst in Gezondheid, Humor, Korte verhalen, Persoonlijk

Dentofobie

Een zacht muziekje op de achtergrond, met daar bovenuit de woorden

Marion, ik ga je nu achterover leggen.

Oké, jij bent de enige die dat mag zeggen,

reageer ik.

Anja, wil jij even weg gaan? Ze wil alleen met me zijn.

We lachen alle drie. Door de zenuwen grijp ik iedere afleiding aan om het moment suprême uit te stellen en flap er de gekste dingen uit. Het is alweer een half jaar geleden dat ik voor het laatst in deze stoel lag. Mooi zachtgeel is hij, met een comfortabele uitholling voor mijn hoofd. Maar of ik nu op luxe leder lig of op beton, het maakt me niet uit. Ik voel er niets van. Als één brok spanning lig ik te wachten op wat komt.

De tandarts – een kunstige super vergrotende bril op zijn neus – kijkt grijnzend op me neer en zegt dat het ook altijd hetzelfde is met mij. En ik lach met hem mee, een valse lach. Want ik wil alleen maar weg, weg van die dreigende rij met instrumenten die zich boven mijn borst uitstrekt.

Eerst maar eens foto’s maken. Een plaatje van 10 bij 10 cm. wordt voorzichtig in mijn mond gemanoeuvreerd. Natuurlijk is het veel kleiner, maar volgens mijn keel scheelt het niet veel. Gelukt! Nu de andere kant nog. Weer ontkent mijn lijf het nut van deze actie.

Er zitten scherpe kanten aan hè?

zegt de tandarts meelevend. Ik ontken woordeloos, daar ligt het niet aan. Als ook die foto klaar is – en alles is nog goed ook! – ontspan ik voor het eerst een beetje.

Nu de rondgang met spiegel en haakje, prima te doen. Dan het schoonmaken met een mechanisch apparaat, waar een straaltje water bij te pas komt. Water dat zich verzamelt in mijn wang. Dreigt te overstromen. Mijn bebrilde behandelaar hangt een afzuigslangetje in mijn mondhoek. Wat een geweldige man!

Anja, de assistente, beantwoordt intussen een telefoontje van een andere patiënte, die een dikke wang heeft van een ontsteking. Ik volg het gesprek met belangstelling, afleiding hè. Dan richt ze haar aandacht weer op mij en schuift ook nog eens een dikker slurpapparaat in mijn mond. En dat is wat teveel van het goede geloof ik. Ik worstel en kom boven, half dan, want beide tanddeskundigen houden van schrik op met wat ze aan het doen zijn. Gelukkig, even pauze.

Gaat het weer een beetje?

Ik haal diep adem, slik, knik en ga weer liggen.

Het afzuigslangetje wordt uit mijn mondhoek verwijderd en we gaan weer verder. Polijsten nu, met een apparaat waarmee ze stoeptegels vasttrillen, maar dan met een mintsmaakje. Het gaat absoluut de goede kant op. Tot hij bovenin aan de gang gaat en ik kokhalzend om me heen grijp. Twee paar ogen kijken me verbijsterd aan.

Volgens mij is mijn keel te kort of zoiets,

brabbel ik.

Vroeger als kind mocht de huisarts ook al niet in mijn keel kijken, de spatel vloog dan door het huis heen.

Ze knikken begrijpend, maar snappen er duidelijk niets van.

Geef haar maar een bekertje water, zodat ze zelf haar mond kan spoelen. Laten we het maar niet hier in de stoel doen, dat vind ze vast ook niet fijn.

Twee minuten later sta ik als een klein kind mijn mond schoon te wassen boven de wasbak. Maar dat doet me niets: alweer heb ik mijn halfjaarlijkse controle overleefd. 😉

Geplaatst in Columns, Korte verhalen, Persoonlijk

De Reünie

Het St. Janscollege bestaat 65 jaar. En ondanks verwoede slooppogingen van leerlingen door de jaren heen, is het onverwoestbaar gebleken. Ter ere van dit heuglijke feit worden alle oud-leerlingen iedere vijf jaar opgeroepen om zich te verenigen. Zo ook dit jaar.

In 2007 ben ik voor het eerst naar de reünie van mijn middelbare school gegaan. Mijn zus, die nog in Zuid-Limburg woont, attendeerde mij erop. Kom je ook, zei ze, het wordt vast erg leuk! Nu heb ik een probleem. Geen groot probleem, maar wel gênant: ik heb een geheugen als een zeef. Eigenlijk meer als een vergiet. Ik onthoud de gekste dingen, kan me woordelijk conversaties voor de geest halen, herken plaatsen waar ik ooit geweest ben – geen idee hoe de plaats heet, maar puur visuele herkenning – en weet onzinnige dingen. Maar namen vergeet ik.

Literatuurexamen, mondelinge boekbesprekingen. Ik las tientallen boeken, van voren tot achter… en kon me bij het examen de naam van de hoofdpersoon niet meer herinneren. Met geen mogelijkheid. Ja, na het gesprek, als het te laat was. Dan kwam de naam weer boven drijven en sloeg ik me voor mijn hoofd. Hoe kun je die nou vergeten na 400 pagina’s meegeleefd te hebben? Het gebeurt gewoon, de namen kruipen in een laatje in mijn hoofd, soms zelfs complete mensen, en piepen weer tevoorschijn als het niet meer hoeft. En dan ga ik naar een reünie. Dat is vragen om problemen.

Gelukkig ging oud-klasgenoot Wil met me mee. Ik pik hem op in Weert. Hem herinner ik me heel goed. Het klikte destijds, en het klikte nu ook. Geen spat veranderd, zeg je dan. En dat klopt. Wel wat ouder, maar nog steeds die vertrouwde, eigenwijze vent van toen. Die avond spreek ik veel mensen. Oude schooltijden herleven, maar dan met een glas bier of wijn en de effecten van een tijdmachine die onze lichamen veranderd heeft. Het is reuze gezellig en het gaat allemaal prima. Wat is het leuk om alle verhalen te horen van oude vrienden die je in geen jaren hebt gezien of gesproken. Te ontdekken hoe hun leven zich heeft ontwikkeld. Wil loodst me door de menigte heen en ook mijn zusje helpt en fluistert namen in mijn oor. De meesten herken ik moeiteloos en ik krijg weer wat vertrouwen in mijn geheugen.

Tot ineens iemand voor mijn neus staat die me vaag bekend voorkomt.

Hoooooooooooiiii,

zegt hij heel enthousiast,

wat ontzettend leuk je te zien, Marion! Wat is dat lang geleden zeg, veel te lang. Hoe gaat het met je?

Hoi. Oh, goed hoor, en met jou?

zeg ik, me wanhopig afvragend wie dat nou ook alweer is. Mijn brein werkt op volle toeren. Als hij de ongetwijfeld wazige blik in mijn ogen ziet, roept hij verontwaardigd uit dat ik toch hopelijk nog wel weet wie hij is?!

Eeeeeh… help?

Er is echter geen helpen aan.

Dat meen je niet, hoe kan dat nou?! We hebben zelfs nog staan te ZOENEN!!!

Ik verslik me bijna in mijn drinken.

ECHT NIET!

Nou, echt wel dus. Het begint me langzaam te dagen. Paul, dat is Paul. Vage beelden van een avond bij de voordeur van mijn ouders’ huis zeilen over mijn netvlies. Omstanders lachen zich kapot en ik gooi de inhoud van mijn glas wijn in één keer naar binnen, een blos op mijn wangen. Yep, reünies zijn prima voor mij.

En dan nu het 65-jarige bestaan. Maanden geleden de bijdrage betaald en aangemeld via de site, de berichten op Facebook volgen en sms-contact over en weer met mijn zus, en ook met Wil. Want die gaat weer mee, een keer in de vijf jaren moeten we contact houden. Ik word wakker met een drukkend gevoel aan de linkerzijde van mijn schedel. Met een licht gebonk achter mijn linkeroog. Migraine, opzouten! Niet aan denken, gewoon negeren. Maar het mag niet baten, misselijk en ellendig neem ik een tablet in. Daar word ik nog ellendiger van, maar soms gaat de hoofdpijn weg.

Rond half twee stap ik in mijn Kaatje en kar door Breda om aan de oostkant de snelweg op te schieten, richting Tilburg. Ik schiet zo’n tien kilometer door en zie dan onheilspellende getallen flitsen boven de rijbanen. Flitsen en migraine zijn aartsvijanden. Files en migraine trouwens ook. Het verkeer stremt en staat stil. Auto’s laveren van rechts naar links om sneller vooruit te komen, maar het mag niet baten, we staan stil. Na een half uur bel ik mijn moeder om te vertellen dat ik drie uur niet ga halen. Een parkeerhaven verder bel ik weer – inmiddels is een uur verstreken – en kan ik wel janken. Mijn hoofd bonkt, de zon brandt, de auto’s en de vrachtwagen voor me ronken stationair. Maar ik moet door, ik heb beloofd dat ik naar de reünie ga! Mijn oud-klasgenoten wachten op me. Misschien zal ik nog meer ex-vriendjes niet herkennen!

Weer een half uur en vijfhonderd meter verder spreek ik een bericht in op Wil’s gsm. Dat ik de eerste de beste afslag ga nemen en terug naar huis rijd. Hij belt terug en van pure opluchting begin ik nu echt te huilen. Wat een ellende. Een bed is wat ik wil, en geen stilstaand blik op de A58! De snelweg is compleet afgesloten, vertelt Wil me, ga er maar gauw af. Dat ‘gauw’ wordt een uur uur later. Begeleid door mijn telefonische ridder in nood komt eindelijk de verlossende afslag – waar trouwens iedereen van de snelweg wordt geleid – en vervolg ik de weg naar links tot ik het bord ‘Breda’ zie. Als een haas schiet ik de snelweg weer op en trap het gaspedaal in. In totaal drie uren. DRIE uren gereden over 58 kilometer. En nog geen meter verder dan waar ik die ochtend was.

Mijn reünie bestaat dit jaar blijkbaar slechts uit een paar telefoongesprekken, constant onrustig rondspeurend naar politie. Al kon je het niet echt ‘bellen tijdens het rijden’ noemen. Knappe Officier van Justitie die dat argument van me zou winnen.

’s Avonds stuurt mijn zus me een foto. Mijn jaargenoten missen me. Nou, ik mis hen ook! Reünies zijn niet goed voor me. Maar over vijf jaren ga ik weer! Geen snelweg die me dan tegenhoudt.

Ga jij wel eens naar een reünie van je middelbare of andere school? En hoe vind je dat?