Geplaatst in schrijven

Zand erover

‘Hoe oud is jouw kind?’ De ogen van Ans lieten haar dochter geen seconde los. Het meisje zat rustig op de betonnen rand – fleurige linten in haar vlechten – en boog steeds voorover om nieuw zand in haar emmertje te scheppen. Naast haar een rij zandcakejes, keurig in het gelid. Wat verder, in het midden van de zandbak, lag een knul languit, zijn benen half bedolven onder de lading van zijn speelgoedtruck. Zijn kuif bevatte meer zand dan haren.

De vrouw naast haar keek verstoord op van haar mobiele telefoon, de ogen nog half op het scherm gericht. ‘Lars? Die is drie. Wat een beest hè.’ Ze wierp nonchalant een blik op het meisje. ‘Die van jou is heel anders. Zo…’ Ze aarzelde even. ‘Zo netjes. Haar kleren zijn niet eens vies. Nou, dat zal Lars niet overkomen. Die hoeft zijn kleding echt niet schoon te houden.’ Haar woorden bleven als een verwijt rond het bankje cirkelen. ‘Een beetje zand is juist goed voor de weerstand. En thuis gaat alles, hop, de wasmachine in. Kinderen moeten lekker kunnen spelen!’ De vrouw bestudeerde nog even het zonovergoten tafereel en begon toen weer op haar mobieltje te tikken.

Ans bleef nog even zitten, haar ogen gesloten. De glinstering in haar ooghoeken was het enige teken dat ze geraakt was. Ze stond op, pakte de kleine rolstoel vanachter de bank vandaan en reed hem dicht naar de rand van de zandbak. ‘Roos, lieverd, wat heb je prachtige taartjes gebakken. Die zullen de andere kindjes vast heel mooi vinden. Maar we moeten nu gaan.’ Met een gebaar waaruit ervaring sprak, tilde ze het meisje van de rand en liet haar voorzichtig in de stoel zakken. De emmer werd als een kostbare schat op haar schoot geplaatst. Ans draaide zich nog even naar de vrouw op het bankje. ‘Dag, nog een fijne dag. En succes met de was!’


Vorige week nam ik voor het eerst deel aan een schrijfatelier. Een van de onderdelen was het maken van een schrijfopdracht:

Je bent ongezien toeschouwer bij een ontmoeting van twee personen (als een vlieg op de muur). Je mag zelf kiezen welke twee personen. Het zou mooi zijn als het lukt om meer waar te nemen dan de dialoog en de bewegingen. Tussen de regels te kijken als het ware.

En het moest binnen een halfuurtje klaar zijn. Wat een uitdaging. Pen in de hand, onrustig gaan verzitten, peinzen en doorstrepen. Maar vooral genieten! ❤

Geplaatst in schrijven

Lekker in je vel

De stof glijdt onder mijn vingertoppen door, glad en aangenaam koel. Slaperig tracht ik los te breken uit de droomslierten die in onnavolgbare patronen om me heen wervelen, me verlokken om terug te keren naar hun omhelzing. Ze hypnotiseren me met herinneringen die ik net niet kan vastpakken. De kluwen is te complex om te ontwarren; als ik de een ontrafel ontstaan er nieuwe verbindingen, tot een tapijt van donkere, overlappende fragmenten zich voor mij uitstrekt. Ik geef het op. Het duister is te aanlokkelijk, de gefluisterde belofte van vergetelheid te zoet. Ik laat me wegglijden, de diepte in, waar Luuk op me wacht.

Mijn verlangen naar hem is zo groot dat ik haast buiten mezelf treed. Mijn hartstocht snelt vooruit en overbrugt moeiteloos de afstand tussen ons. Nooit eerder kende ik deze passie, deze diepe behoefte om hem aan te raken, te voelen. Alsof we twee helften zijn van een schepsel dat onbedoeld gescheiden werd en nu verlangt naar hereniging.

Een minuscule zucht ontsnapt aan mijn lippen. Zijn sterke vingers die toch zo teder kunnen zijn. Eelt dat zacht over mijn benen schraapt om de korreltjes zand die de wind op mijn natte huid heeft achtergelaten, weg te vegen. Zijn gezicht vlak boven het mijne terwijl ik gebiologeerd in zijn ogen staar, huiverend van genot van wat er komen gaat. Zijn knie die mijn benen tergend langzaam uiteen drukt. Een golf van verlangen overspoelt me en ik voel hoe de fijne haartjes op mijn armen zich oprichten. ‘Ik wil dichter bij je zijn, veel dichter,’ kreun ik. Gretige handen, bruin op lichtbruin. We rukken aan elkaars kleren, ongeduldig. Ik wil hem voelen, huid op huid. Zelfs het zoute zweet is een te grote barrière.

Een rauwe pijn maakt een einde aan de droom en leidt me terug naar een plek en een moment waar ik niet wil zijn. Iemand heeft mijn linkerpols vast en maakt sussende geluidjes. Hoewel de aanraking licht is, zet die mijn arm in lichterlaaie. Het branderige gevoel breidt zich uit naar mijn been. In paniek probeer ik me los te trekken, maar de hand geeft niet toe. En wat is er met mijn ogen? Waarom kan ik ze niet openen? Bang reik ik met mijn andere hand naar mijn gezicht. ‘Anne, probeer rustig te blijven.’ Een stem in de verte. Ik besteed er geen aandacht aan en pluk aan iets wat mijn ogen bedekt. Mijn hoofd vult zich met zware trommelslagen en met iedere dreun neemt de druk toe. Sidderend haal ik adem en gil, maar het enige wat uit mijn keel komt is een schor gekras. Een verlossende stroom van bedwelming sijpelt vanuit mijn elleboog de rest van mijn lijf in en neemt me mee naar een plek waar pijn slechts een theorie op afstand is.

De volgende keer dat ik ontwaak uit het vreemd omfloerste bewustzijn is het stil om me heen, afgezien van een ritmisch gepiep dat bekend en onbekend tegelijk klinkt. Als een hartslag. Ik lig op mijn rug en voel weer de gladde stof onder mijn hand, meer katoen dan satijn. De spieren van mijn oogleden hebben tijdens mijn slaap een eigen wil ontwikkeld, een wil die haaks staat op de mijne. Zijn ze vergeten hoe mooi de wereld is? Ik wiebel met mijn wenkbrauwen en voel hoe mijn wangen meebewegen. Deze keer lukt het wel om mijn ogen te openen en ik knipper tegen de lichtjes van het apparaat. Is dat mijn hartslag?

Met een schok dringen de herinneringen tot me door als een nietsontziende tsunami. Ze zijn genadeloos en vegen met één klap de verdoving weg. Het gepiep neemt in snelheid toe.

‘Het kan best, het is maar een klein stukje.’ Plagerig legt hij zijn hand op mijn knie en schuift hem tergend langzaam naar boven, als wil hij iedere centimeter voelen, bezitten. ‘Dat pak is nu veel te warm, geloof me. Ik heb het al zo vaak gedaan. Trust me, baby.’ Hoewel het al avond is, hangt de hitte nog in de straten en onder de daken, als halen de muren van dit Franse dorp hun neus op voor moderne zonnebatterijen. ‘En je wil toch niet dat je nieuwe jurk kreukt? Je bent prachtig!’ Nadat hij op zijn horloge heeft gekeken mompelt hij, ‘En daar minstens een uur mee bezig geweest.’

Lachend geef ik me gewonnen. Het restaurant ligt aan de rand van het volgende stadje en we hoeven maar een klein stukje over de snelweg. ‘Zal ik wel mijn helm nog even halen?’ Zwijgend reikt hij mij de zijne aan. In zijn ogen brandt een vuur dat de duisternis terugdringt en een cocon van licht en warmte schept, alleen voor ons.

Ik rol met mijn hoofd over het kussen heen en weer en knijp mijn ogen stijf dicht. Nee, nee! Maar de beelden zijn voor altijd in mijn geheugen geëtst en laten me haarscherp datgene zien wat ik al die tijd heb weten te verdringen.

Steentjes en stof bijten in mijn vlees en lijken vastbesloten zich een weg te banen tot in mijn botten. Het voelt alsof iemand met een niet al te scherpe kaasschaaf diep over mijn arm en been heeft geschraapt en de zenuwen heeft blootgelegd. Het vel hangt er in repen aan. Met moeite hef ik mijn hoofd en zie verderop een verwrongen hoop metaal liggen. Een wiel draait nog lui een rondje en houdt het dan voor gezien. Mijn gezichtsveld vernauwt zich, een tunnel die zich uitstrekt tot mijn ogen zich focussen op een bewegingloze gestalte. Luuk!

Tranen vertroebelen mijn blik als ik wankelend overeind kom. De eerste pas laat de wereld draaien als een schip dat is overgeleverd aan de deinende golfslag. Mijn hand zoekt steun bij de rotswand en ik weet me nog net op te vangen. Misselijkheid slaat in golven door me heen en ik buig me hulpeloos voorover. Mijn vingers trillen als ik de gesp onder mijn kin probeer los te maken. In mijn paniek neemt de druk op en in mijn hoofd toe, en ik ruk en trek, voel dan door het vizier aan mijn gezicht. Ongelovig staar ik naar mijn kleverige vingers. Rood. Het rood dat nazindert als de lucht de zon de zee in duwt. Het rood als we proosten en de glazen zachtjes aantikken, onze ogen nog dorstiger dan onze kelen. Het rode sap dat ik van zijn vingers lik als hij me plagerig nog een aardbei voorhoudt. Ik slik. In plaats van zoetheid proef ik bittere gal, het laatste restant van een uitgewrongen maag die niets meer te geven heeft.

Het asfalt drukt zich gretig nog verder in mijn ontvelde knieën als ik zachtjes zijn wang streel. Zijn gezicht is grauw onder het gebruinde oppervlak. Een illusie, als een dun laagje gezondheid over de grauwheid van de dood. Ik voel mijn hart breken, de pijn duizendmaal erger dan het branden van mijn wonden. Ik zit naast hem en houd zijn hand in de mijne. De wereld wordt langzaam kleiner tot zijn gebroken blik het enige is wat resteert.

De verpleegkundige overhandigt me de dagelijkse medicijncocktail en wikkelt voorzichtig het verband los. Ze kijkt op met een glimlach die opmonterend moet zijn maar geforceerd aanvoelt. ‘Het heelt al aardig, Anne. Wil je niet even kijken? Je zult het toch een keer onder ogen moeten zien.’ In haar stem klinkt begrip maar ook een lichte zweem van ongeduld. Ik gooi de pillen in mijn mond en werk ze weg met een slok water. Dan verzamel ik al mijn moed en kijk voor het eerst in weken naar de naakte wonden. Naar de net iets donkerdere huid die mijn linkerzij omhult, zich uitstrekt over mijn arm, heup en been als de onregelmatige vlekken van een koe. Luuk, lieve Luuk. Ik denk terug aan de keren dat we niet dicht genoeg bij elkaar konden komen. Aan ons verlangen om samen te smelten. Die wens is nu uitgekomen. Ik kijk naar zijn huid, die nu de mijne is. Hij is voor altijd deel van mij.

===

Met dit verhaal nam ik deel aan de schrijfwedstrijd ‘Vakantieverhaal’ van Sebes & Bisseling, Literary Agency, thema ‘Huid’, maximaal 1.500 woorden. Helaas behoor ik niet tot de finalisten, maar ik deel het graag met jou!

Geplaatst in schrijven

Afgewezen

Geplaatst in schrijven

De Mergelier bij de WW

Je leest het goed. De Mergelier nam de afgelopen tien maanden deel aan een persoonlijk WW-programma. Het probleem was echter niet het gewicht, maar het aantal woorden.

Uitgeverij LOFT Books liet begin vorig jaar weten dat zij veel potentie zien in mijn roman, maar dat 100.000 woorden een tikkeltje te veel waren. Zij wilden graag een ingekorte versie van maximaal 70.000 woorden ontvangen om opnieuw te lezen. (Leuk weetje: De Mergelier bevatte oorspronkelijk 148.000 woorden: genoeg stof dus voor twee romans!)

Het werd een intensief traject. Iedere scène – hoe leuk ook – die de plot niet vooruit hielp, karakters verdiepte of sfeer creëerde, of die de vaart eruit haalde, moest weg. Elke zin werd opnieuw bekeken. De afgelopen maanden was het herlezen, schrappen, schrijven, schrappen, herschrijven en nog meer schrappen tot in de late uurtjes. Killing your darlings is niet leuk, maar maakt je verhaal wel sterker. Gelukkig kon ik de meeste laten leven. 

En het is me gelukt! De Mergelier ging van 100.000 naar 68.500 woorden vol romantiek, humor en spanning, zodat ik op 8 januari jl. plechtig op de send-knop kon drukken.

Ik hoop met heel mijn hart dat deze afgeslankte versie de goedkeuring van LOFT Books kan wegdragen en dat je over een poosje kennismaakt met Noor en haar zoon. Dat ik je mag meevoeren naar mijn geliefde Zuid-Limburg. En bovenal: dat je blij wordt van deze feelgood.

Voorlopig is het dus afwachten. Mijn mailprogramma klaagt nu al over het vele verversen. Ook mag ik nieuwe scènes gaan verzinnen voor deel 2. Hopelijk houden de kennis en ervaringen van het schrijven van deel 1 deze keer het woordenaantal enigszins in bedwang.

Liefs,
Marion

Geplaatst in Expressief, Korte verhalen, schrijven

Verliefd, met huid en haar

Het eerste wat me opviel waren zijn ogen – onpeilbaar gevuld met vloeibare chocolade – die mijn hart deden smelten. Het was alsof ik hem altijd had gekend. Hij hield zijn blik op mijn gezicht gericht, maar mijn eigen ogen dwaalden onwillekeurig af naar beneden. Trots stond hij daar voor me, voeten stevig in het zand gedrukt, zijn bruine lijf glinsterend in de zon. Als aan de grond genageld bleef ik staan en keek naar hem op. Ik fluisterde zijn naam, maar hij schudde zijn hoofd. Woorden waren tussen ons overbodig.

Na een korte aarzeling strekte ik mijn hand uit en streek over zijn gespierde schouder. Zijn huivering liet zien dat ik hem niet koud liet, en met meer zelfvertrouwen omvatte ik zijn wang. Hij draaide zijn hoofd, en zijn lippen betastten speels mijn vingers. Nu was ik degene die rilde.

Normaal gesproken was ik niet zo gemakkelijk over te halen, maar deze verleiding was te groot. Na mijn hart, smolt nu ook mijn zelfbeheersing weg en voor ik me kon bedenken gaf ik me aan hem over.

Geduldig wachtte hij tot mijn lichaam aan het zijne gewend was, en pas nadat ik mijn benen om hem heen klemde begon hij te bewegen. Eerst rustig, maar al gauw sneller en sneller, tot ik het bijna niet meer aankon. Het bloed raasde door onze aderen en na mijn aanmoedigende kreet schakelde hij over op een ander tempo. We vlogen…

Na een hele poos liet ik me hijgend van hem af glijden en leunde uitgeput tegen hem aan. Een felle blos kleurde mijn wangen, de haren nat in mijn nek. Mijn handen streelden zijn borst nog een laatste keer ten afscheid en weer drukte hij teder zijn lippen tegen mijn handpalm. Voorzichtig nam hij het paardenbrokje eraf en vermaalde het tussen zijn kiezen.

Mijn verliefdheid is nooit overgegaan.

Dit jaar doe ik mee aan diverse schrijfuitdagingen. En deze prompt: ‘mijn eerste verliefdheid’ kon ik niet weerstaan.

Geplaatst in schrijven

De Mergelier is uit de steigers

De afgelopen maanden, jaren inmiddels, heb ik voor en na mijn job keihard gewerkt aan mijn eerste boek: een feelgood roman die zich afspeelt in mijn geliefde Zuid-Limburg. Vroege uurtjes, te late avonden. Zondagmiddagen, mei- en herfstvakanties. Het was een intensief proces van dromen, plotten, plannen, research doen, schrijven, schrappen, nog meer schrijven en herschrijven. Iedere dag weer!

En het heeft gewerkt: gisteren, op tweede kerstdag, heb ik de eerste versie van ‘De Mergelier’ verstuurd naar mijn proeflezers! Wat ben ik trots. En wat ben ik gespannen om mijn geesteskind uit handen te geven. Niet meer schaven, geen scènes meer schuiven. Hoe valt het boek in de smaak? Leest het vlot, blijft de lezer geboeid, klopt de volgorde, zijn de personages interessant genoeg – personages en locaties die intussen echt voor mij bestaan. Ze maken deel uit van mijn dagelijkse leven, als een andere dimensie die over de werkelijkheid ligt.

Over een maand weet ik meer en kan ik waar nodig (weer) herschrijven. Daarna gaat ‘De Mergelier’ naar mijn schrijfcoach en pas ik het manuscript op haar aanwijzingen verder aan. Tegelijkertijd ga ik op zoek naar een uitgever. Het traject loopt dus een eindje door, maar voor nu heb ik een mijlpaal behaald. En kan ik starten met deel 2. Heb er nou al zin in!

Geplaatst in schrijven

Schrijfreis

Al vele jaren vertrouw ik mijn gedachten toe aan (digitaal) papier, waarna ik veel – maar niet alles – met jullie deel. Deze schrijfsels variëren van columns tot haiku’s, van poëzie tot fotogedichten. Maar altijd was daar de wens om een boek te schrijven. Een roman. Waarover? Tja, waarover niet? In het plot dat ik bedacht had zaten elementen uit diverse genres: het was romantisch, er was wat magie, een moord hier en daar, een mysterie en ook nog een snufje humor. Kortom: het was een allegaartje. En ik kwam maar niet vooruit.

‘Dat is helemaal niet vreemd,’ zei schrijfcoach Giovanna Jansen, toen ik haar begin 2021 vroeg me te helpen bij het schrijven van mijn boek. ‘Al die genres zorgen ervoor dat je geen richting kunt bepalen. De eerste opdracht die ik van haar kreeg was dan ook: kies een genre.
‘Ja maar…’
‘Nee echt, slechts één genre.’
‘En als…’
‘Eentje!
‘Dammit!’
Dit laatste dacht ik alleen maar. 😉

Dit betekende dat ik mijn plot drastisch moest aanpassen en zo goed als opnieuw kon beginnen met mijn manuscript. Het betekende dat ik scènes moest schrappen die me dierbaar waren, ideeën waarvan ik hield moest ombouwen. Dat ik er alle fantasy-elementen uit sloopte. En je mag rustig weten dat dat helemaal niet leuk was. Ik zette echter door en hield vol, daarbij gesteund door Giovanna, die richtingaanwijzers uitzette, die me onvermoeibaar aanmoedigde via dagelijkse en wekelijkse nieuwsbrieven vol tips en weetjes, via appjes en tijdens onze coachgesprekken. Niet alleen informatief en inspirerend, maar ook nog eens heel gezellig.

Naast mij heeft Giovanna nog meer coaching klanten, en op een zonnige zaterdag in mei togen wij vanuit allerlei windstreken naar Den Haag voor onze eerste live dag ‘Over schrijven gesproken’. Een dag waarin we elkaar leerden kennen, ervaringen uitwisselden, veel tips kregen en vooral ook onze schrijfproblemen en -uitdagingen deelden. Want het is best moeilijk om de discipline op te brengen om (bijna) iedere dag te schrijven, broodnodig om een schrijfroutine en dito spieren te ontwikkelen. Er passen haast geen ringen meer om mijn vingers. 😉

Afbeelding: Pixabay

Afgelopen woensdag ging ik bovendien nog met een van de deelnemers aan de live dag schrijven in een café, iets waarvan ik al heel lang droomde. We ontmoetten elkaar bij In Kannen en Kruiken en kletsten al gauw alsof we elkaar al jaren kenden. Thee, koffie, gebak, een heerlijke lunch en zeer productieve schrijfsessies van drie maal een half uur. Fantastisch! Schrijven is normaal gesproken een eenzame bezigheid, en dit was een aangename afwisseling. Er komt zeker een vervolg! Al was het maar om dat zalige chocoladetaartje. 😀

Inmiddels is mijn manuscript ver gevorderd. Mijn eerste boek De Mergelier, dat zich afspeelt in Zuid-Limburg, is een feelgood roman, een genre dat gemiddeld rond de 80.000 woorden telt. En ik heb er inmiddels 130.000 geschreven! Nou, appeltje eitje, je bent klaar, denk je misschien? Helaas pindakaas – om maar in de levensmiddelen te blijven – zo werkt het niet. Het verhaal zit nog vol hiaten, omdat ik niet chronologisch heb geschreven, maar kriskras door het verhaal ben gevlogen. Een duidelijk leerpunt voor mijn volgende roman. Ik wil de personages verdiepen, zaken een achtergrond geven, lijnen verbinden. Ik moet dus nog steeds aan de bak.

Vanmorgen hadden Giovanna en ik weer een coachgesprek, waarbij we eindigden met het vaststellen van mijn schrijfplan voor de komende tijd: neem de kortste route naar het eind! Geen leuke nieuwe ideeën meer uitwerken, geen omwegen of uitstapjes meer. Nee, mijn opdracht is de actielijst die ik in de meivakantie opstelde afwerken en er een einde aan breien. En daarna moet ik die 130.000 woorden zien terug te brengen naar maximaal 100.000, door scènes (en personages) die niet echt nodig zijn voor de plotlijn te verwijderen uit het boek. Ja echt, verwijderen, doorstrepen, weg ermee. Als geliefde personages – die voor mij haast zijn gaan leven – niets toevoegen, de nek omdraaien. En je moet weten dat ik mijn fantasy-karakter nog steeds enorm mis!

Net als op iedere reis neem je echter afscheid van mensen die je ontmoet, en maak je ruimte voor nieuwe vrienden, nieuwe ervaringen… en een nieuw boek. Want je denkt toch niet echt dat ik zinnen die ik met zoveel enthousiasme en liefde heb geschreven, zomaar ga deleten? Nope, ik ga ze verplaatsen, herschrijven, een nieuw verhaal vormgeven – precies zoals Giovanna mij adviseerde: niets echt weggooien, je weet nooit wanneer je de scène kunt gebruiken. Voor een een vervolg bijvoorbeeld. Want mijn schrijfreis is nog lang niet ten einde. Hij is veel te leuk! ❤

Geplaatst in schrijven

Research doen

‘Mevrouw?’

Ergens achter me hoor ik iemand roepen, maar ik besteed er niet veel aandacht aan.
Dan nog een keer, dichterbij en dringender.

‘Mevrouw!’

Iets in me zegt dat dit voor mij bestemd is. Mijn vriend en ik lopen op een smalle weg die meandert langs oude boerderijen en groene weides. Het lijkt alsof de lente onverwacht vroeg een dagje op bezoek is gekomen. Terwijl een vleugje alchohol mij van binnen verwarmt, doet de zon dat van buiten. We hebben net een aangenaam uurtje doorgebracht in het café, iets verderop, waar ze een verduveld lekkere trappist op de tap hebben: donkerbruine tonen van karamel en koffie, met een crème kraag van schuim.

Ik draai me om en zie een boom van een kerel op me af komen, zijn gezicht vertrokken in strakke lijnen, de ogen kil onder gefronste wenkbrauwen. Er gaat een lichte dreiging van hem uit. Ik loop naar hem toe, terwijl mijn ogen naar links schieten, naar het erf waar hij uit te voorschijn is gekomen. Wat wil hij van me? Dan gaat er een lampje branden. Waarschijnlijk was ik zelf de trigger die deze man als een waakhond de straat op deed schieten.

‘Mag ik u vragen waarom u hier foto’s staat te nemen?’ Hij toornt boven me uit en kijkt me streng aan.

‘Natuurlijk mag je dat vragen,’ antwoord ik vriendelijk. ‘Ik schrijf een boek waarin een stoeterij voorkomt. Je kunt je vast voorstellen dat ik blij verrast was toen ik jullie bord zag, en ik nam spontaan een paar foto’s van het erf, de stallen en de weilanden. Allemaal inspiratie om de stoeterij in mijn verhaal goed te kunnen beschrijven. We hebben net daar,’ ik wijs vaag naar achteren, ‘een biertje gedronken.’ Ik schenk hem een stralende glimlach.

Het gezicht van de man ondergaat een fascinerende transformatie. De achterdocht brokkelt af, de rimpels en groeven smelten weg. Zijn ogen verzachten en er ontstaat een brede glimlach – eentje die opluchting uitdrukt. Hij knikt me toe dat het goed is en we wensen elkaar nog een fijne dag.

Ik loop terug naar mijn partner, die zwijgend mijn hand pakt. Hij is inmiddels al wat gewend.

Research doen. Je raakt verzeild in gekke en uitdagende situaties. Je zit met je neus in boeken en jaagt op digitale informatie. Je bezoekt diepe, duistere grotten en kruipt onder prikkeldraad door. Je mailt wildvreemden, snuift aan zomerbloemen en rolt quasi geboeid over de grond om te zien of je weer kunt opstaan. Je neemt foto’s van privé eigendommen en laat die – sterk verbouwd en in een andere vorm – in je fantasiewereld terugkomen. En je wandelt zomaar, hand-in-hand, in de winterzon.

Geplaatst in Persoonlijk, schrijven

Houd het klein

De aarde is angstig. Zij wordt overstroomd, verbrand, verziekt en vergiftigd. Niet alleen door de vervuiling, maar ook door de haat. Oorlogen, aanslagen, virushaat, geweld op grote en kleine schaal. Ruzies en pesterijen, hebzucht. De wereld is niet gek; wij zijn het.

Ook mij beangstigt die situatie, aangevuld met stress van persoonlijke aard. Vooral ’s nacht slaat de onrust toe. Piekeren, terwijl je weet dat je er niets aan kunt veranderen. Wakker liggen om dingen die overdag slechts een moment van overweging waard zijn. Of slechts een moment krijgen. Zorgen over mijn ouders, mijn kinderen, mijn functie. Geconfronteerd met een leven dat niet stilstaat, met de tijd die je niet kunt tegenhouden. Verandering is echter natuurlijk, verandering is nodig. Maar de onzekerheid die het met zich meebrengt, kan me gestolen worden.

Vijf weken vakantie had ik, een zee van tijd. Oneindige uren waarin ik veel aan mijn boek zou werken. De werkelijkheid was dat ik zo onrustig en ongerust was, dat de weken voelden als een lang weekend. Ik verdeed mijn schrijftijd met staren naar een leeg scherm en greep dan naar een boek. En naar Netflix, waar de afleveringen van de series vanzelf verschenen. Niks mis mee, toch? Wel als je dat dag na dag doet. En daardoor was ik weer nijdig op mezelf. Slappe hen, zet door! Weer dat witte scherm. Dan maar weer dat andere bewegende scherm.

Gelukkig waren de laatste twee weken wel fantastisch. Victor en ik hadden een appartement gehuurd bij Maastricht, van waaruit we Zuid-Limburg in trokken. We bezochten mijn ouders een paar keer, gingen op bezoek bij mijn zus en zwager, en spraken af met een jeugdvriendin die ik al veertig jaar niet meer gezien had! Ook verkenden we de plekken die zorgvuldig door mij waren voorbereid. De research voor mijn boek ging perfect, mijn fantasieën en bedenksels kwamen tot leven. Hoe bijzonder om te lopen door een gebied dat ik alleen op Google Earth had gezien. Hoe tof om de omgeving van dichtbij te ervaren en vast te leggen op foto en film.

Weer terug lukt het maar moeilijk om in het werkritme te komen, de concentratie laat het afweten. Alles komt weer op me af; ineens kan ik in het donker beter zien dan in het licht. Wonderlijk hoe het brein werkt. Het is nog steeds veel. Bijna had ik mijn coach call erdoor afgezegd, maar gelukkig wees Giovanna me de weg terug. Een schrijfcoach die ook levenscoach blijkt te zijn. Soms heb je iemand nodig die heel duidelijk de zaken voor je op een rijtje zet. Die je vertelt over de broodnodige acceptatie van het feit dat alles altijd zal veranderen in het leven en dat sommige dingen eindig zijn, of in ieder geval anders voort zullen gaan dan nu. Dat negeren of ontkennen daarvan altijd drie keer zo hard terugkomt op stille momenten. Iemand die je laat weten dat je niet alles hoeft op te lossen, dat je anderen niet altijd hoeft te beschermen. Dat je alleen maar invloed hebt op de wijze waarop je zelf met die veranderingen omgaat. En dat je kleine successen mag vieren, met trots. Of ik dit zelf niet al lang wist? Ja natuurlijk wel! Alleen voelt het toch anders als het op jezelf betrekking heeft.

En dus zet ik kleine stappen vooruit, houd ik me vast aan kleine dingen, en gun mezelf de ruimte om daar ook van te genieten. Bramen uit eigen achtertuin als ontbijt. Klein van formaat, bomvol smaak en sap.

Ook keek ik gisteravond naar Winnetou op Netflix. Pierre Brice, een Franse acteur in een Duitse film over Native Americans. Een filmcrew die geen voet op Amerikaanse bodem heeft gezet. Het moet niet gekker worden. Vroeger was ik smoorverliefd op deze nobele indiaan, die ondanks de wreedheid van de indringers toch rechtvaardig en nobel bleef. Zijn maat Old Shatterhand is me vroeger nooit echt opgevallen, maar die mag er bij nader inzien ook wel zijn. En wat me vroeger ook nooit opviel, waren de hoefijzers van de Indiaanse paarden.

Na deze jeugdbelevenis keek ik niet naar deel 2, maar pakte mijn laptop en opende mijn schrijfprogramma. Met de timer op 20 minuten stortte ik me weer in een wereld waar zaken niet al te gecompliceerd zijn, spannend en romantisch. Waar ik de regie heb over hoe mensen zich ontwikkelen, wat ze beleven, voelen en doen. En dat alles losjes gebaseerd op het ‘echte’ leven. Kleine gebeurtenissen, aaneen geregen tot een feelgood verhaal.

En daar houd ik van. Geluk hoeft niet groot te zijn.

Geplaatst in schrijven

Boekschrijven is sporten

Een boek schrijven is sporten op hoog niveau. Geen sprint, maar een duurloop. Een langeafstandsmars, waarbij het uiteindelijke doel glashelder voor de geest staat, maar de route er naar toe onduidelijk is. Aanvankelijk stap je flink vooruit, maar dan moet je ineens een stap opzij doen, en dan nog een. Soms moet je zelfs helemaal omdraaien en de lokkende vergezichten de rug toekeren. Een nieuw pad zoeken. Dan zit er niets anders op dan de opgedane ervaring in je rugzak stoppen, schone sokken aantrekken en weer op pad gaan.

Zo ook met De Mergelier. Ik had al veel losse scènes geschreven, maar het lukte me maar niet om deze aaneen te rijgen tot een samenhangende ketting. Een gevolg van te veel genres door elkaar mixen, beaamde mijn schrijfcoach.

In januari ben ik eigenlijk opnieuw begonnen. Er zitten nog een paar herschreven scènes in van de oude versie, maar er komen voornamelijk nieuwe tot leven. En deze karakters en gebeurtenissen passen wel goed bij elkaar. 

Wat bovenal duidelijk wordt is dat een boek scheppen heel iets anders is en heel wat meer van je vraagt dan bijvoorbeeld een column, blogpost of een gedicht. Je hebt een visie nodig, doorzettingsvermogen, vertrouwen in jezelf en bovenal een lange adem. 

Regelmatig wanhoop ik, vraag me af waar ik aan begonnen ben. Of ik het wel kan. Maar ik loop al zo veel jaren rond met deze droom, dat ik doorzet. En dat kan ook niet anders, want het is bovenal ook leuk! Ik geniet van het scheppende proces en weet als ik begin te schrijven nooit waar de scène me heen voert, omdat de karakters het overnemen. Ze komen tot leven, beleven avonturen en zijn gewoon heerlijk menselijk. Net als wij.

Liefs,
Marion