Alweer een poos geleden hebben we Boris moeten laten gaan. Boris en Smokey waren gabbers, maten, broeders, makkers. Ze waren altijd samen, de een soms wat vrijwilliger dan de ander, vooral als Smokey weer in een speelse bui was en Boris behoefte aan rust had. Maar ze sliepen altijd zij aan zij. Met het wegvallen van die grote rode kater viel er een gat in ons gezinnetje. Smokey was rusteloos, zocht naar zijn grote vriend en leek in een dal te belanden. Het kon hem niets meer schelen. Het enige waar hij nog interesse in leek te hebben was eten. En om hem te troosten kreeg hij de afgelopen negen maanden zacht voer. Voorheen kregen Boris en Smokey alleen harde brokken. Brokken van een goede kwaliteit, dat wel, maar nooit mousse of paté of van dat zachte spul in gelei dat zo uit het zakje schuift. Handig als een hongerige kater met zijn kop zowat in het zakje zit en jij probeert de laatste brokjes eruit te persen. Smokey smulde ervan. En omdat hij het zo lekker vond, kreeg hij niet alleen ’s avonds maar ook ’s ochtends zacht voer. Hij wist precies hoe lang hij moest wachten. Pas ná de douche kwam hij in actie, wetende dat het ontbijt bijna klaarstond. Het troostvoer leek te helpen, onze zwart-witte kater leefde weer op.