Gisteravond zaten we nog laat aan de tuintafel, mijn drie mannen en ik – twee ervan ontsproten aan mijn schoot, de andere mijn partner. Het was verdacht stil in de buurt. Waren wij nog de enigen buiten? ‘Nee, die zijn waarschijnlijk stil en luisteren naar ons.’ De schutting kreeg ineens oren.
Ik had pastasalade gemaakt, een grote schaal vol. Binnen stonden de ingrediënten voor een tweede lading klaar, maar dit bleek al te veel. Nick at alleen de pasta en de kip; de groene en rode onderdelen liet hij liggen – veel te gezond. Sean schepte zijn bord nog een keer vol en keek met hoopvolle blik rond. ‘Wil nog iemand mozzarella?’ Gelukkig niet. Binnen een seconde schepte hij het schaaltje leeg op zijn bord. Zet hem een hele bol voor, en hij eet hem zo op.
Ze torenen boven mij uit, de twee spruiten. Ze praten soms onbegrijpelijk. Over bloemen en bijen. Afkortingen en verbasteringen der hedendaagse taal. Nieuwe ontdekkingen in het heelal. Wereldpolitiek. Pokémon GO. Hogeschoolperikelen. Onrecht en onzin. V-man en ik horen het met verbazing aan. ‘Praat toch normaal’, roep ik dan. Met een grijns kijken ze me aan, ze hebben weer eens gewonnen. Games, computers, daar weten ze alles van. Maar een simpele beugelfles openen en weer dicht maken, dat ligt iets gecompliceerder. Ze turen naar de onbegrijpelijke metalen draden, halen hun schouders op. En dan lach ik.
Wat geniet ik iedere dag van mijn mannen. Wat ben ik gezegend dat ze nog thuis wonen. Op kamers gaan of een appartement huren is erg duur, en is bovendien op dit moment helemaal niet nodig. Misschien vliegen ze de komende jaren (weer) uit. Maar voor nu koester ik me in hun warmte en gezelligheid. Ben gek op mijn mannen. ❤