Geplaatst in Columns, Gezondheid, Humor, Persoonlijk

Grote Mond

In de behandelkamer hoor ik gemompel en dan geluiden met een hoog toeren- en boorgehalte. Ik slik. Gelukkig is iemand anders eerst de pineut. Een man in oranje shirt zit op zijn gemak een tijdschrift te lezen. Wat te doen, wat te doen? Ik duik in mijn werkmail – alles beter dan dit – en sta op het punt via mijn telefoon een e-mail te sturen als Anja, de assistente, verschijnt en mij onverwachts eerst naar binnen bonjourt. De deur van de behandelkamer gaat open en een oude kromgebogen man schuifelt de wachtruimte in. Ik lach naar hem en stap over de drempel. Het walhalla van de fijntechniek in.

130404humor

Daar zit de tandarts, klaar voor de aanval. We hebben al heel wat jaren een relatie, die alleen goed is in verticale houding. Afleiden, ik moet hem afleiden. Gewoon blijven praten. Eerst bespreek ik de tandtechnische zaken van mijn jongste zoon met hem. Hij knikt ernstig en ik doe met hem mee. Maar onverbiddelijk nadert het moment…

Neem maar plaats, Marion, dan leg ik je achterover.

Ik mompel nog dat hij niet weer grappige opmerkingen moet maken, want mijn overspannen zenuwen grijpen iedere gelegenheid aan om onrust te stoken. Geen slappe lach dit keer. Dan lig ik doodstil, want hij nadert met een spiegeltje en een haakje. Uur X is aangebroken. Hij prikt en port, kijkt en schraapt, en zegt warempel dat het er goed uit ziet. Ik vraag maar niet of hij mijn tanden bedoelt.

Als de angstbrok in mijn keel te groot wordt, hoest ik even.

Ben je verkouden?
Nee, ik ben herstellende van een allergie-aanval.

kraam ik uit; een kip zonder kop is er niets bij.

Toch geen allergie-aanval voor de tandarts, hè?

Nee, díé allergie is absoluut chronisch. Al is het best gezellig hier hoor, afgezien van al het andere.

Ik lach als een boer zonder kiespijn, terwijl hij aan de gang gaat met zwaar anti-tandsteen-geschut. Keep breathing, denk ik, ontspannen die benen en handen. Zwaar verkrampt doen ze van afstand mee met de schoonmaakactie onder mijn neus.

Telkens als ik denk dat de tandarts klaar is, schudt hij weer een nieuwe truc uit zijn mouw. Anja grijpt af en toe in en sommeert hem mij even te laten slikken. Ik lig met mijn ogen dicht en probeer uit alle macht niet in de tegenaanval te gaan. In gedachten smijt ik hem in de stoel en experimenteer met de interessant uitziende apparaten. Ik klem mijn ogen stijf dicht. En mijn mond open. Ik denk terug aan die keer dat ik met hernia en al uit de stoel kroop toen ik moest happen voor een kroon en daar bijna in stikte. En aan de keer dat ik hem klemvast bij zijn arm greep tijdens het boren. Toen ik verplicht kalmerende middelen moest slikken voordat ik weer onder behandeling mocht. Levensgevaarlijk zijn wij voor elkaar, de tandarts en ik.

130417gereedschap

Tot mijn grote opluchting neemt de activiteit af en we praten wat na over tandpasta, over flossen en over raggertjes. De beproeving lijkt ver over te zijn, dus ik ben weer bezig met een geduchte verbale afleiding – ik wil weg hier. Als ik uit de stoel glijd, schudt hij zijn hoofd en zegt tot afscheid:

Die mond van jou, er is niet veel plek hè, maar er komt toch behoorlijk veel uit!

Opgelucht grijns ik – dit keer echt – en maak dat we weg komen, mijn grote mond en ik.