klik voor details
.
..
bastion van kracht
staat sterk door de eeuwen heen
weerspiegelt de tijd
..
.
Ik ben opgegroeid met uitzicht op het prachtige Kasteel Hoensbroek. Of Kesjtieël Gebrook, zoals we het zelf noemen.
Op Facebook vind je toffe dingen. Zo ook Oud Gebrook (oftewel Oud Hoensbroek). Ik had mijn ouders de link naar deze Facebook-groep gestuurd, en ze hebben uren zitten genieten van de oude prenten. En daar kwam mijn vader warempel zichzelf, zijn vader en zijn broer tegen op een foto van de Boerenkapel. Hoe tof is dat?! 😀
Bovenste rij helemaal links: mijn oom Harry Driessen;
bovenste rij derde van rechts: mijn vader Wil Driessen;
middelste rij derde van rechts: mijn opa Hub Driessen.
Nog steeds in een nostalgische bui, beklom ik vanavond een stoel nadat ik die eerst van wasgoed van mijn jongste zoon ontdaan had – ruim nou een keer op – en reikte in een niet al te stabiele houding naar mijn fotoalbums. Na drie keer misgegrepen te hebben, had ik dan eindelijk mijn allereerste fotoalbum te pakken en scande deze trouwfoto’s van mijn ouders.
Wat een knap stel hè? ❤
De foto hangt ook in de slaapkamer van mijn ouders. In kleur, nou ja, ingekleurd dan. Een grappig detail is dat Pap op die foto ineens bruine ogen heeft!
En hoewel de fotografie-techniek nu veel verder is, vind ik deze zwart-wit foto’s toch prachtig en sfeervol.
Er was eens een dame uit het zuiden
die adoreerde de zon, naar verluidde
zo zat zij heel parmant
langdurig aan de waterkant
sloeg waarschuwingen in de wind
.
Ze bakte, braadde, zoog zich vol met stralen
maar begon op enig moment toch wat te balen
haar perzikhuidje knetterde
haar geteisterd vel etterde
wat jammerde ze, het arme kind
.
De zonaanbidster klaagde kommer en kwel
wie redt me, helpt me, kom dan, snel
maar het was heel laat
en je weet hoe het gaat
Haar redder in spe was reeds naar huis
.
Hulpeloos droogde zij steeds verder uit
eerst sneuvelden haar handen, dan haar kuit
versteende torso brak in twee
nam hoofd en schouders met zich mee
alleen haar romp en benen bleven kuis
.
Zo ligt de dame daar voor altijd versteend
haar klaagzang verstomd, haar stem verweend
de moraal moge duidelijk zijn
teveel zon is niet echt fijn
bezint eer ge begint!

Pap, dit gedicht is voor jou! 😉 ❤
Gisteren bezocht ik mijn ouders in Hoensbroek. In het huis in de header-foto speelde mijn vader als vijfjarige. Hoe bijzonder was het om daar samen te wandelen. Het terrein is overgelaten aan de elementen, en de omgeving is inmiddels veranderd in een prachtig natuurgebied. Met altijd op de achtergrond het indrukwekkende Kasteel Hoensbroek.
Het was een dag met een zonnetje!
Lang, lang geleden, op een meisjesschool…
Herinneringen komen ineens uit een of ander laatje in mijn geheugen tevoorschijn, flitsen, gebeurtenissen… Mag ik je voorstellen aan de tweede klas van de St. Antoniusschool in Hoensbroek uit 1970?
Rara, wie ben ik? 😉
Gastblog door mijn oom Albert Driessen, 9 april 2012
Het is zondagmorgen als ik mij op weg begeef om een wandeling te maken langs ’s heren veldwegen. In de verte hoor ik de kerkklokken luiden om mij te laten herinneren dat het Pasen is, ‘de wederopstanding van Christus’. Het zonnetje schijnt en begeleidt mij met haar warme stralen. Ik loop al neuriënd met stevige pas door velden en holle wegen waar je de dassenburchten goed kunt zien door het uitgegraven zand. Door de hoeveelheid zand die er lag zou je denken dat er een graafmachine (maar dat is een Das ook) bezig is geweest.




Je ziet dat ze flink bezig zijn geweest met snoeiwerkzaamheden en er ligt ook nog een oude boom waar nog vele voor mij onbekende kevers/larven en weet ik veel wat er nog meer van leven. De Ouvermoer beek – dat is de vroegere afwateringsbeek van de staatsmijnen waar het stof van de gewassen kolen in terecht kwam – Slambeek, zoals het hier genoemd werd, is in de jaren 70 ondergronds in buizen gelegd en mag nu weer in zijn oorspronkelijke loop door het landschap meanderen.



Aan het eind van de wandeling loop ik even langs ‘mijn’ oude appelboom om te kijken of er al bladvorming te zien is, maar tot mijn grote schrik is de boom geveld door de tand des tijd. Het doet mij toch wel iets om mijn levensboom nu alleen maar in mijn herinneringen te hebben en natuurlijk ook op foto’s.
Marion, ik ga er van uit dat ik nog vele jaren deze herinneringen mag koesteren en zoals een oude spreuk zegt

Groetjes,
Al
________________________________________________________________
Dat hoop ik ook, oom Al. Je hebt weer een heel mooi stukje geschreven, een stukje lente in de herfst. Dankjewel!
~ Marion
Mist kruipt in slierten over het landschap. Het gebladerte, gehuld in ragfijne zijde, glinstert in het prille ochtendlicht. Wazige plukken blauw weerspiegelen in het raam en vormen een zonnige belofte. Het gordijn beweegt even opzij.
Met een geeuw rekt de man zich uit en werpt een blik op zijn slapende vrouw. Het is nog wel vroeg, maar de ochtendstond heeft goud in de mond. En hij heeft honger! Stilletjes glipt hij uit bed. Zijn stramme spieren stribbelen tegen na een nacht van rust, maar daar is hij aan gewend. De ouderdom komt met gebreken, luidt het spreekwoord. En dat klopt, al wil hij daar niet aan toegeven. Zwijgend kleedt de man zich aan en kijkt nogmaals door de spleet van het gordijn. Een mooie dag voor een wandeling!
Beneden duurt de stilte voort. De twee klokken tikken onverstoorbaar verder, alsof de heer des huizes niet net zijn entree heeft gemaakt. Wat muesli in een kom, melk erbij, en een kwartier later loopt de oudere heer met ferme pas de buitenlucht in.
De Droomvijver laat zijn pracht slechts met vlagen zien. De mist lijkt zich te concentreren, tracht zich vast te houden, maar het water is te grillig. De man is inmiddels de brug overgestoken en knoopt zijn wollen sjaal wat losser. Niets beter dan een ferme wandeling om het bloed sneller te laten stromen. Ritmisch met zijn armen zwaaiend slaat hij de hoek om. Dit wordt een makkelijk stukje, lekker bergaf. In de verte ziet hij nog een vroege vogel langs de weg lopen. Die geniet zeker ook van de prachtige omgeving.
Eens kijken of ik als oudje nog wat in me heb. Hij zet de versnelling een tandje hoger. Zijn voetstappen weerkaatsen in de holle weg en al snel is hij beneden aan de heuvel. De andere wandelaar heeft hem blijkbaar gehoord, want ook daar gaat de snelheid iets omhoog. Langzaam wordt de afstand tussen hen groter.
Wel verdorie, denkt de man, dat laat ik niet op mij zitten! Ik ben dan wel oud maar nog lang niet afgeschreven! Zijn stappen worden groter en het zwaaien van de armen iets geforceerd. Al snel knoopt hij zijn jas wat verder los. De muts verdwijnt in één van zijn zakken. Langzaam hervindt de man zijn tempo; het hart, de spieren, longen, alles werkt samen om meer energie naar zijn benen te stuwen. Hij loopt in!
De wandelaar voor hem lijkt even in te houden, maar gaat dan met een zichtbare versnelling er vandoor. Allemachtig, denkt de heer op leeftijd, wat verbeeldt die zich? Mij proberen af te schudden? Mooi niet, al val ik er straks bij neer! Hij dwingt zijn lijf tot een nog grotere prestatie en gaat in een halve sukkeldraf achter zijn uitdager aan. Het onderhemd kleeft intussen aan zijn rug en het zweet staat op zijn hoofd. Bonkebonkebonk gaat zijn hart. Ouwe gek, denkt hij, dadelijk lig je hier met een hartaanval. Nog heel even…
Als de man de hoek omslaat, staat hij ineens recht tegenover een vrouw, die met een knalrood hoofd en de handen op de knieën aan de kant van de weg staat te wankelen. Doodsangst vertekent haar gezicht.
Ik KAN niet meer!
hijgt ze wanhopig en begint te huilen.
Ik kan… ECHT… niet meer… Pak me dan maar als het moet, maar echt, ik zet geen stap meer!
Ze snakt naar adem terwijl de tranen langs haar wangen biggelen.
Totaal verwilderd staart de oude heer haar aan en probeert op adem te komen.
Eh…? Pakken? Wat? Waar… heb je het ov…
Dan stijgt ineens het bloed naar zijn wangen. Uitdaging? Het was geen uitdaging! Het was de angst die haar telkens harder deed lopen. Sprakeloos stamelt hij iets onsamenhangends, maakt een onhandige buiging en loopt dan door. Nieuw zweet op zijn voorhoofd. Recht naar huis. Waar hij ook nog eens de wind van voren krijgt. Du ouwe gek.
—
De bel kondigt de komst van een bijzonder boek aan: Mosalect, bloemlezing uit de Limburgse dialectliteratuur. Een collega had me op het bestaan ervan gewezen en Antiquariaat De Bovenste Plank uit Maastricht had het op voorraad.
Maar liefst drie lagen papier scheiden mijn leesgrage ogen van de mosgroene omslag met een wit silhouet van Limburg erop getekend. Geboortedorp Hoensbroek springt er natuurlijk direct uit.

Gretig bladerend kom ik al snel bij ‘De Limbörgse taal’ van R. Geurts… en begrijp er niet veel van haha. Blijkbaar komt deze R. Geurts uit een heel andere streek dan ik, yep: uit Echt. Sommige woorden zijn met een sterretje versierd: vertaling achterin. Hmm zelfs te moeilijk voor de doorsnee Limburger. Geen lichte kost. Ik kan het alleen maar lezen als ik de woorden binnensmonds prevel.
Al bladerend kom ik bij dit stuk, en het vangt mijn aandacht.
Mien Vader
Mien vader kreeg en Orde van Oranje,
heej droeg ze inkeld mar den örste keer,
mar altied hai en bluumke ien zien knöpsgat,
’n onneuzel bluumke van den Lieven Heer.Altiedig voond heej örgend wer zö’n bluumke
ien de rog, de smeele, op de bleik, ien ’t gras.
Mit ennen eerbied baog heej zich d’r aover
en staok et as en gôldstuk op de jas.Den ennen keer was et en kruudwisbluumke,
dan wer en pörper glöjend wiske hei,
en marts viölke of ’n vergaet-me-nietje
of en örste spierke gaele brem ien mei.Ennen kunning was mien vader mit zö’n bluumke.
Gennen vorst, den zien honneurs al van ’s maens vroeg
zö staotig en parmantelik kos drage
as vader prinselik zien bluumkes droeg.Ik mos, ocherm, zien dodspreentje al schrieve:
gen waord van eer of meenselike pracht.
‘k Schreef inkel ovver ’n klien mar prachtvol bluumke.
En ik weet, dat heej tevreeje nor mien lacht.Want mien vader kreeg en orde van Oranje.
Die droeg heej inkeld mar den örste keer.
Mar altied hai en bluumke ien zien knöpsgat,
’n onneuzel bluumke van den Lieven Heer.Theo Terpstra uit Heyens
Niet echt ons eigen dialect, maar wel goed te begrijpen. De essentie van dit stuk is dat de vader van Theo Terpstra veel meer waarde hechtte aan een simpel bloempje dan aan een orde van Oranje. Slechts één keer sierde die orde zijn knoopsgat, maar hij droeg iedere dag een bloempje dat hij ergens plukte. En op het bidprentje vermeldt de heer Terpstra dan ook enkel de prachtige bloemen.
Vooruit, nog eentje:
Herrefs – Winter
Noe de zon zoe sjoen steit aon den hiemel;
noe de weeg nog leeve vaan ’t boont gewiemel
vaan ’t herrefsblaad;noe de krezanten laoten oopenbleuie
hun gouwe hart en blaanke kroen,
en oet hun stèlle prach umhoeg geit greuie
de November-geis zoe zach en sjoen;noe de hiel natuur häor lèste klaanke
en kleure, zien en huure deit,
(’t is de koortskleur vaan de kraanke,
dee wèt datter daalik sterreve geit.)Noe kiek ich bang nao de lèste zon, nao ’t lèste blaad…
want daan… kump te winter aongetrooie
vol ermooi, pein en snie en naat…
Och winter, winter, de moos t’ch neet zoe spooie.Loe Maas uit Maastricht
Loe beschrijft hoe hij de november geest, de herfst met al zijn pracht het liefst wil vasthouden uit angst voor de naderende winter. Een winter vol armoede, pijn, sneeuw en nat. De moos t’ch neet zoe spooie. Haast je maar niet, winter!
Juwelen van proza en poëzie. Dit boek gaat mee naar Hoensbroek als ik de volgende keer mijn ouders opzoek!
