~
Hoor hoe stilte spreekt
als de wind je zachtjes streelt,
je gaat beminnen
~
Voel hoe alles zwijgt,
oorverdovende aanslag
op al je zinnen
~
Fluister
Luister
Stil…
~
~
Weet jij wat bidden is?
Weet jij het,
zijn er regels voor?
Mag het alleen tot God
of ook tot de Godin,
zelfs meerdere Goden?
Moet het hardop
of mag het ook stilletjes
voor me uit starend
in mijn gedachten ver van hier?
Doe ik het met de ogen open
of toch liever dicht?
Zal ik mijn handen vouwen
of leg ik ze in mijn schoot?
Zijn de knieën belangrijk
of mag ik blijven zitten,
misschien liggen zelfs?
Moet het vaak
of mag het ook soms
zomaar
als ik niet meer zelf kan helpen
en mijn vertrouwen
in Iemand’s handen moet leggen?
Mag het vrolijk
of alleen maar ernstig?
Voor de zekerheid
doe ik alles maar door elkaar
bid in alle variaties,
als alles maar goed gaat
en jij snel weer beter wordt!
~


~
vandaag
herdenk ik hen
die de dood vonden
in ruil
voor ons
leven in vrijheid
~

Vandaag las ik dit gedicht van Hanny Michaelis (1922-2007) uit De rots van Gibraltar, Amsterdam 1969.

Ik vind het echt briljant en humoristisch. Zie het mezelf ook zo doen… dat laten verbranden terwijl ik mijlenver ben met mijn gedachten. 😉
Wat vinden jullie van dit gedicht?
De getalenteerde DagEnDauw deed een oproep aan alle taaltovenaars, om op Valentijnsdag een gedicht of versje te bedenken met de oplossing (citaat van P. Tonsig) van haar prachtige Valentijn Rebus
Inspiratie in overvloed! Hier is mijn haiku:

________________________________________________________________
Bewaakt en geliefd,
natuur in haar element
van zilver maanlicht.
________________________________________________________________
dapper ding
in het midden van de winter
klamp jij je koppig vast
aan de herinnering van de zon
en het wachten beu
creëer jij je eigen seizoen
een frêle knop
waarmee de lente ontluikt
Felblauwe bol van de zomer, winterse verdorde bladeren en een nieuwe knop. Drie seizoenen binnen één hortensia!
De bel kondigt de komst van een bijzonder boek aan: Mosalect, bloemlezing uit de Limburgse dialectliteratuur. Een collega had me op het bestaan ervan gewezen en Antiquariaat De Bovenste Plank uit Maastricht had het op voorraad.
Maar liefst drie lagen papier scheiden mijn leesgrage ogen van de mosgroene omslag met een wit silhouet van Limburg erop getekend. Geboortedorp Hoensbroek springt er natuurlijk direct uit.

Gretig bladerend kom ik al snel bij ‘De Limbörgse taal’ van R. Geurts… en begrijp er niet veel van haha. Blijkbaar komt deze R. Geurts uit een heel andere streek dan ik, yep: uit Echt. Sommige woorden zijn met een sterretje versierd: vertaling achterin. Hmm zelfs te moeilijk voor de doorsnee Limburger. Geen lichte kost. Ik kan het alleen maar lezen als ik de woorden binnensmonds prevel.
Al bladerend kom ik bij dit stuk, en het vangt mijn aandacht.
Mien Vader
Mien vader kreeg en Orde van Oranje,
heej droeg ze inkeld mar den örste keer,
mar altied hai en bluumke ien zien knöpsgat,
’n onneuzel bluumke van den Lieven Heer.Altiedig voond heej örgend wer zö’n bluumke
ien de rog, de smeele, op de bleik, ien ’t gras.
Mit ennen eerbied baog heej zich d’r aover
en staok et as en gôldstuk op de jas.Den ennen keer was et en kruudwisbluumke,
dan wer en pörper glöjend wiske hei,
en marts viölke of ’n vergaet-me-nietje
of en örste spierke gaele brem ien mei.Ennen kunning was mien vader mit zö’n bluumke.
Gennen vorst, den zien honneurs al van ’s maens vroeg
zö staotig en parmantelik kos drage
as vader prinselik zien bluumkes droeg.Ik mos, ocherm, zien dodspreentje al schrieve:
gen waord van eer of meenselike pracht.
‘k Schreef inkel ovver ’n klien mar prachtvol bluumke.
En ik weet, dat heej tevreeje nor mien lacht.Want mien vader kreeg en orde van Oranje.
Die droeg heej inkeld mar den örste keer.
Mar altied hai en bluumke ien zien knöpsgat,
’n onneuzel bluumke van den Lieven Heer.Theo Terpstra uit Heyens
Niet echt ons eigen dialect, maar wel goed te begrijpen. De essentie van dit stuk is dat de vader van Theo Terpstra veel meer waarde hechtte aan een simpel bloempje dan aan een orde van Oranje. Slechts één keer sierde die orde zijn knoopsgat, maar hij droeg iedere dag een bloempje dat hij ergens plukte. En op het bidprentje vermeldt de heer Terpstra dan ook enkel de prachtige bloemen.
Vooruit, nog eentje:
Herrefs – Winter
Noe de zon zoe sjoen steit aon den hiemel;
noe de weeg nog leeve vaan ’t boont gewiemel
vaan ’t herrefsblaad;noe de krezanten laoten oopenbleuie
hun gouwe hart en blaanke kroen,
en oet hun stèlle prach umhoeg geit greuie
de November-geis zoe zach en sjoen;noe de hiel natuur häor lèste klaanke
en kleure, zien en huure deit,
(’t is de koortskleur vaan de kraanke,
dee wèt datter daalik sterreve geit.)Noe kiek ich bang nao de lèste zon, nao ’t lèste blaad…
want daan… kump te winter aongetrooie
vol ermooi, pein en snie en naat…
Och winter, winter, de moos t’ch neet zoe spooie.Loe Maas uit Maastricht
Loe beschrijft hoe hij de november geest, de herfst met al zijn pracht het liefst wil vasthouden uit angst voor de naderende winter. Een winter vol armoede, pijn, sneeuw en nat. De moos t’ch neet zoe spooie. Haast je maar niet, winter!
Juwelen van proza en poëzie. Dit boek gaat mee naar Hoensbroek als ik de volgende keer mijn ouders opzoek!
